Thema ‘Augustus’

Het thema van deze augustusbijeenkomst, u wist het al, maar dat zal u niet hebben verrast, is ‘Augustus’. En dat de maand augustus, vanouds de maand-bij-uitstek waarin de groten der aarde verjaren (daarover zo dadelijk meer), zijn naam dankt aan de Romeinse keizer Augustus, ook dat was u allen ongetwijfeld al bekend. Maar wie wat verder gaat spitten in deze materie, komt toch nog voor onverwachte verrassingen te staan.

Bijvoorbeeld. Wat jammer, dat het vandaag 27 augustus is, en niet 28 augustus. Want dan hadden we even stil kunnen staan bij de 264ste verjaardag van Goethe, die immers op 28 augustus 1749 het levenslicht aanschouwde. Die kennis heb ik overigens nog maar kort geleden opgedaan, want ik ben amper terug van een bezoek aan de verrukkelijke stad Weimar, waar Goethe het grootste deel van zijn leven heeft doorgebracht, dankzij het schier onbeperkte maecenaat van Carl August, aartshertog van Saksen-Anhalt. In de talloze boekwinkels die Weimar nog altijd telt, liggen niet alleen de talloze werken van Goethe breed uitgespreid en dik opgetast, maar ook een bescheiden aantal boeken van zijn zoon, die ook al luisterde naar de naam: August. En in de onmiddellijke omgeving van Goethe leefden nog vele tientallen Augusts, wier carrières stuk voor stuk aanzienlijk meer gelijkenis vertoonden – natuurlijk wel mutatis mutandis – met de keizer van die naam dan met de in Duitsland spreekwoordelijke ‘domme August’.

Maar aan de andere kant mogen we ons juist weer verheugen in het feit dat het vandaag níet de jaardag van Goethe is, maar juist wél de 27ste. Want daardoor hebben we vandaag een heel andere, maar niet minder verheven jarige onder ons. En wel niemand anders dan Herman Posthumus Meyjes, de jonge aanstormende kersverse stadsdichter van Deventer, die heden in gepaste stilte zijn 86ste verjaardag had gehoopt te kunnen niet-vieren. [Vreugdekreten, handenschudden, bloemenhulde, aanzetten tot feestgezang, etc.]

Maar wie er allemaal ook jarig zijn of zijn geweest in augustus – niet keizer Augustus, die in het jaar 8 vChr. besloot de oogstmaand naar zichzelf te noemen, omdat hij in die maand (weliswaar al twintig jaar eerder) tot consul was benoemd, en zelf de eretitel ‘Augustus’ had gekregen. Tot dan toe heette deze maand sectilis (‘de zesde maand’), zoals de daaropvolgende maanden septembris etc. heetten en nog steeds heten (‘de zevende maand’, enz.); het Romeinse jaar begon immers in maart. Aardig detail, nu toch het woord ‘oogstmaand’ is gevallen: ons woord ‘oogst’ is een verbastering van ‘august’.

Dat verplaatst de vraag trouwens naar de onderliggende vraag wat die titel ‘Augustus’ dan wel betekende. Het Etymologisch woordenboek van het Nederlands waaruit ik een existentieel deel van deze wijsheden putte, houdt het op de gangbare verklaring: ‘Augustus betekent “gezegend, geheiligd, verheven”, afgeleid van het werkwoord augére = vermeerderen.’(1) Daarom ook staat er in de top van het Huis Vermeer, hier even verderop aan het Grote Kerkhof, naast de Latijnse school, ‘DEUS AUXIT’, God heeft vermeerd’, waarmee de bouwheer, bankier Vermeer, met een subtiele verwijzing naar zijn achternaam Gods hulp of goedkeuring wilde inroepen bij het ‘vermeren’ van zijn kapitaal; of van zijn deugden, wie zal het zeggen. Ook het woord ‘auteur’ blijkt, volgens ditzelfde Etymologisch woordenboek, van hetzelfde werkwoord augére te zijn afgeleid. (2) Want zowel Augustus als auteurs, en daarmee ook dichters, vermeerderen, verrijken de wereld met hun wijsheid en hun taalbeheersing.

Maar volgens de Romeinse geschiedschrijver Suetonius (eerste eeuw nChr.) is dit maar de halve waarheid. In zijn boek over de keizers van Rome (3) kunnen we lezen dat de titel ‘Augustus’ deels van het werkwoord augére is afgeleid, deels ook van de Latijnse term voor de vlucht der vogels (‘avium gestus’). Want wie in de vogelvlucht de toekomst kan voorspellen, en daarmee de beste beslissingen kan nemen voor zijn onderdanen (en natuurlijk ook voor zichzelf), die mag geacht worden een verheven heerser te zijn.
En als we het toch over voorspellende gaven hebben: het mag toch geen toeval heten dat keizer Augustus, die zelf een kleinzoon was van de zuster van Julius Caesar, zijn eigen kleinzoon met ver vooruitziende blik … jawel: Postumus heeft genoemd. (4) En zo zijn we dan geheel toevallig weer bij de jarige van vandaag aanbeland, en wordt het tijd om hem nog in een klein feestgedicht te gedenken, voordat wij ons aan onze eigen verheven ‘augustusgedichten’ gaan overgeven:

Lofdicht op de jarige Herman Posthumus Meyjes, 
stadsdichter van Deventer e.o.

O Herman, dichter van stad en ommeland: dicht voor ons!
Dichter van verzen als zalf en zonnebrand: dicht voor ons!

O Herman, brugleuning * voor ons, kreupele dichters,
Maak ons aan uw steunend voorbeeld verplichters: dicht voor ons!

O Herman, der Deventer dichtkunst kloppend hart **,
Vertolker van luim, en lief, en leed, en smart: dicht voor ons!

Verklanker van ons, stug en schamel,
Gij, boei en anker van ons rijmgestamel: dicht voor ons!

Gij, ziener van de vogelvlucht,
Voor geen roofvogel beducht: dicht voor ons!

O Herman,
Wij hebben eerbied voor uw nom de plume:
Ook Gij, Augustus, bij leven al Postuum!

Jos Paardekooper

*
voor alle zekerheid: kort geleden heeft de gemeente Deventer een brugleuning naar HPM vernoemd, vanwege zijn onvermoeibare inspanningen tot de aanleg van deze leuning, tot stut en steun voor de kreupele medemens.


**
in zijn laatste stadsgedicht heeft HPM zijn eigen nog immer kloppende hart verbonden aan en vergeleken met het     kruispunt Grote Overstraat/Spijkerboorsteeg, dat hij, met gepaste dichterlijke overdrijving, ‘het kloppend hart van de 
stad’ noemde. Voor een fotoreportage zie de website van de Openbare Bibliotheek, sub ‘Deventer dichterscafé’.


Bronvermelding
1)  Etymologisch woordenboek van het Nederlands (4 dln.), red. Marlies Philippa, Amsterdam University Press,
    Amsterdam, 2003-2009, deel A-E, p. 182-183.

2)  idem, p. 184.
3) Suetonius, Keizers van Rome, vert. D. den Hengst, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 11de dr., 2010,
    p. 73.

4)  idem, p. 543.