of: de goede trouw van meneer Piep
Kijk: daar is meneer Piep.
Kamgaren jas en slanke das,
wit chemise van uitgekiende
snit en pasvorm. Meneer Piep
past in zijn jas. Op zijn kop:
bolhoed; geen sigaar.
Geen bolknak dat is raar,
meneer Piep past een sigaar.
Lucht drukt zwaar
op het land, land staat
aan de rand van de horizon
zon is nergens te zien
of toch misschien heb je
die schaduw gezien
Kijk, meneer Piep staart
voor zich uit. Is dat geen pijp
die hij niet ziet, nochtans
die pijp vlak voor zijn facie
twee koppen en één steel;
is dat niet net, eigenlijk net
één kop te veel
Meneer Piep is volkomen
volkomen te goeder trouw.
Maar die pijp een droom of
hoe zit dat nou
tussen meneer Piep en jou
Bij het schilderij ‘La bonne foi’ (1965) van Magritte