De slaapwandelaar

Des nachts wandelt hij onwetend door de straten
gehuld in sjamberloek, sloffend in zijn pantoufles
hij heeft zichzelf niet in de hand noch in de gaten
schuifelt ziende blind uit zijn bedroefde ogen
kijkt op noch om laverend tussen lantaarnpalen
en her en der geparkeerde automobielen
ontwijkt de vragende blikken van een vrouw met voile
steekt dan over, vlak bij het monument voor hen die vielen
gaat dan huiswaarts terug.

Maar doodgaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staat geen beletsel van een wandelwet
noch ongemak van praktische bezwaren
alleen de moedigheid die niemand kan verklaren
maar die de wandelaar spaart en wetten tart.

Zo gaan de jaren heen, de buurkinderen worden groot
en zien de man, die ze kennen als hun straatgenoot
allengs versloffen tot hij, een vroege morgen
met nog nauwelijks verkeer, bij wijze van point d’orgue,
het monument passeert en stap na stap
doorgaat tot voorbij de einder.

Joseph Paardekooper, 24 oktober 2021