A bird of all seasons

1  Le petit Vaillant

Van de vier postduiven
die Silvain Raynal tot zijn beschikking had
in het Fort de Vaux, nabij Verdun,
had alleen ‘le petit Vaillant’,
met z’n slimme kraaloogjes en zijn
hagelwitte slagpennen,
het urenlange mortiervuur op die
stralende junimorgen overleefd;
was ongeschonden tussen de fluitende kogels
en granaatscherven door gefladderd, en had
de noodkreet van het laatste restje verdedigers
(‘Zijn aan het eind van ons kunnen, vive la France!’)
in de Citadelle bezorgd – waarna hij
alsnog aan zijn marathonvlucht was bezweken,
en als een voortijdig herfstblad neergedwarreld.

Nu staart hij mij aan, in het Musée Colombophile,
met z’n dofgeworden kraaloogjes en zijn
opgepoetste slagpennen,
het enige restant van het Fort de Vaux,
nabij Verdun, de enige postduif
in het land van Marianne
met het Légion d’Honneur.

2  Little Willie

Tussen Bazentin en Pozières, niet ver
van het Somme-front, verscheen
op een regenachtige septembermorgen
van het oorlogsjaar 1916 ‘little Willie’,
een plaatstalen monster van 14.000 kilo,
waarin drie doodsbange jongens van amper twintig,
en twee doorgewinterde postduiven, die,
hoe anders dan de tankbemanning,
door een minuscuul luikje vrijelijk
in en uit konden vliegen.
Geen wonder
dat in de loopgraven al snel de mare
de ronde deed dat dit loodzware
benzineblik door de Heilige Geest
zelve werd bestuurd.

Jos Paardekooper

Bronnen:
Chrisje & Kees Brants, Velden van weleer, Amsterdam, 2005, pp. 179 e.v. en pp. 259 e.v.
Rudy Kousbroek, De archeologie van de auto, Amsterdam/Antwerpen, 2006, pp. 108 e.v.