Daar staat-ie, onze kleine prins.
Dat vaantje lag nog op de hilt.
Wat kijkt hij dromerig, verstild;
papa zegt, hij is vast weer wat van zins.
De sabel komt wellicht nog eens te pas
als hij verstrikt raakt, in z’n tressen.
Hij toont ten minste de noblesse
die hóórt bij zo’n portret surplace.
En hoe parmantig staat hem die sjako,
die alle deuren doet ontsluiten.
Mama maant hem vergeefs naar buiten;
ze zegt: “prestige krijg je niet cadeau.”
Maar hij verkiest te blijven dromen –
dat is een Benjamin zijn recht.
Het lot, weet hij, is al beslecht,
zijn naam weldra een dreigend omen.
Jos Paardekooper
We staan hier zowat luisteraars
oog in oog met een zwartgevederde
a.s. vader, een voorbeeldig exemplaar
maar onderwijl een harde werker
op deze bedauwde ochtend
vroeg uit de veren – de tijd vliegt
voorbij – en het is opletten geblazen
want gevaar loert alom: in gindse goot
bijvoorbeeld een Vlaamse gaai,
quasi nonchalant pennen likkend
veren schikkend snavel slijpend
startklaar om z’n kans te grijpen
en rechts, op het platje van de buren
aaibaar en meedogenloos: schijnbaar
in rust maar in opperste staat van paraatheid,
let op het lichte zwiepen van z’n staart,
voorbode van een vliegende start en wie weet
een nieuw persoonlijk record
en intussen moet er voedsel verzameld worden
want zo’n paartijd vreet energie: wormen en slakken
naast zaden pitten en wat kruimelwerk vormen
de hoofdmoot van een vezel- en eiwitrijk menu voor
krap één ons veren: een vederlicht bestaan
kortom: kater aarzelt, gaai gaapt merel fluit
een geweldige dag breekt aan.
Ik vertel u
uit het leven
van een bakvis-
zangeres.
Noord-Celebes,
’42,
lang geleden –
levensles!
Schuchter meiske,
ach, wat wil je,
maar ze stond haar
manneke!
Mag ik u dus
inviteren:
juffrouw Gronloh,
Anneke.
Kwam naar Holland
met de stoomboot
in Noord-Brabant
moest ze zijn.
En daar zag ze,
‘rockabilly’:
onze Peter
Koelewijn.
Samen maakten ze
haar eerste plaatje,
dat het echter
heel niet dee.
Toen kreeg Peter
(hitproducer)
plots een lumi-
neus idee.
En hij riep het
van de daken:
komt dat horen,
komt het zien!
Onze eerste
indopopster
is geboren
(heel misschien).
En zo zong ze
met veel passie:
‘Ma hij wil zo
graag een soen.’
Maar ondanks die
Indo-roomse
tongval zou ook
dit niks doen.
Heel Dûh Haech leg
op se gat want
onze Marnix
leg nauh scheef,
oftewel: is
kassiewèlûh,
maar hep nie voor
niks geleef!
‘Haagse Harry’,
wat-ie zo maar
zelf verzon,
kèk, dát was nauh
inspiraasie,
geen Hagenees
die’m nie kon.
tèdelukkûh
voor het eeuwe-
ge bestaan,
maar zèn fène
stripkreaasie
die zal neffer
nooit vergaan.