Toen ik die morgen mijn tuintje betrad,
het najaar was juist ingetreden, het lover
droeg nog vrijwel al z’n blad, de zon
bescheen nog schuchter de toppen van de
hortensia’s, de eerste knoppen van de
camelia stonden, warempel, al zowat
op breken, in de budleia wemelde het
van de laatste witjes en dagpauwogen,
een merel pikte in de vlucht een paar
rozijnen, Gaia was een en al gedogen.
Laat mij daar, vlak naast het tuinpad,
een onbekend gerucht vernemen –
een vreemde kat wellicht, soezend
na een delicate nacht, een egel,
knorrend van een warm bad?
Het was een wolf. De naam die hij voerde
luidde Lupus Rogerius, ik was geroerd
door zijn eenvoud en openhartigheid.
Bent u alleen, vroeg ik, niet wetend wat
anders te vragen; ‘nu even niet’,
antwoordde hij snedig en weloverwogen;
‘dank voor uw barmhartigheid, als ik u
niet ontrief – vannacht al ben ik weer gevlogen.’
O, dacht ik, vol van tijdelijk mededogen, joepie:
domus hominis non domus lupi.
Joseph Paardekooper, september 2024
Eigenlijk is het nóg een wonder,
dat die oude man, met dat malle
rooie baseballpetje en die
pleister op z’n rechteroor, verder
schadevrij, zogezegd, gebleven
is. De kogel kwam van rechts (voor de
kijkers links), en miste rakelings
doel, op een paar gebleekte haren
op een verder toch al leeghoofd na.
Joseph Paardekooper, juli 2024
Toelichting
Bovenstaand gedicht is een nonaine, een versvorm die uit negen regels bestaat. In dit geval zelfs met in iedere regel precies negen lettergrepen, met als gevolg dat het geheel op de kop af 81 lettergrepen telt. Dat aantal nu komt weer precies overeen met de leeftijd van de huidige Amerikaanse president. Aangezien het thema van deze bijeenkomst ‘Ei zo na’ is – wat dus ook het thema van het gedicht is -, heb ik mijzelf daarnaast verplicht de drie woorden, tevens drie lettergrepen, waaruit die woordgroep bestaat, in het gedicht te verwerken, en wel aan het begin van de beginregel, in het midden van de middelste regel, en aan het eind van de slotregel. Dat leek me eigenlijk wel het minste.
Het aardige is nu, dat wanneer men die 3 lettergrepen van ’81’ af zou trekken, men precies de leeftijd van de persoon verkrijgt die het onderwerp, om niet te zeggen het lijdend voorwerp van deze nonaine is. Het gedicht handelt immers over de aanslag die onlangs op de Republikeinse presidentskandidaat is gepleegd, welke tegenstander zijn Democratische opponent met diens leeftijd pleegt te plagen, terwijl hijzelf slechts drie jaar jonger is.
Eleonora van Engeland, geboren in Woodstock Palace,
werd op haar zevende afgewezen door de koning van Castilië,
omdat ze te mager was, en op haar elfde door de kroonprins
van Frankrijk, die geen vrouw met sproeten wou,
en op haar twaalfde door de zoon van Alfonso van Aragon,
die niet van Engelse meisjes hield die geen flamengo konden dansen.
Prinses Eleonora van Engeland kreeg op haar dertiende
zomaar een graaf uit Gelre cadeau, die ze voor het eerst zag
toen ze, vanuit Windsor Castle met 50 schepen
vol huwelijksgeschenken, 90 paarden en 200 man personeel,
waaronder haar privé-poelier en haar lievelingsbadknecht William,
via Sluis naar Nijmegen was overgestoken, en in het Valkhof
een kwartier voor de huwelijkssluiting een ring kreeg van een
Gelderse weduwnaar van krap 36 jaar, met vier knappe dochters,
die sprekend op hun moeder leken.
Koningsdochter Eleonora van Gelre kreeg van haar graaf,
die bijna nooit thuis was, en die op zijn 43ste van zijn bidstoel viel,
zijn nek brak en de geest gaf, twee zonen, die amper 35 jaar werden,
na elkaar twintig jaar bevochten te hebben om de eer en de troon,
en de lol, wat moet een edelman anders?
Weduwe Eleonora stierf in alle eenvoud en eenzaamheid,
in een klooster in de Hanzestad D., waar ze in de kloosterkerk
begraven werd, 36 jaar oud.
De moraal: trouw niet voor je veertig bent, en haastige spoed is zelden goed.
Joseph Paardekooper, mei 2024
Om bij het begin te beginnen:
ik kwam ter aarde, zag,
en wist: van overwinnen
is voorlopig geen sprake.
In mijn achtste levensjaar
besloot ik me te gaan bekwamen
in het schaken, en nog wel
tegen mijn vader, tegen
wie ik de volgende jaren
uitsluitend nederlagen leed.
Toen het leed was geleden
en de baard mij de keel
toekneep, wist ik: ik moet
nieuwe wegen inslaan,
verliet het ouderlijk huis,
en trok de wijde wereld in.
’s Anderendaags ontmoette ik
een jongeling, die het schaken
evenmin meester was. Zo
geraakte ik in de ban van
het pluimbalspel, en van schaken
was geen sprake meer. Het leven
is kiezen en delen en leed
kunnen velen. Al doende leert
men, en ik leerde onderspit
delven, dat het een lieve lust was.
Maar aan alles komt een eind,
alleen het leven gaat door,
totdat ook dat, op ’n dag,
ophoudt.
Joseph Paardekooper, maart 2024
Is ’t heus een halve eeuw geleê,
Pauline line mijn,
dat ‘k steeds na ’t college van Van Bree
zó heel dicht bij U mocht zijn…
We fietsten tsaam naar jouw adres
aan ’t Leids Piet Paaltjenspad,
waar jij, Paulien, mijn meesteres,
een studio bezat.
Daar pakte jij je mandolien,
Pauline line mijn,
dan liet je mij je kunsten zien,
hoe zoet, hoe teder fijn
je zang- en snarenspel weerklonk,
Pauline line mijn,
terwijl de zon ter kimme zonk,
en ik een kruidentheetje dronk.
Dan hoorde ik een immortelle,
zo schoon, zo zuiver en zo delicaat
als nimmer nog een Leidse Èle
gezongen had bij nacht of dageraad.
Wat vloog de tijd, – of stond ze stil,
Pauline line mijn,
gans het heelal was zoet en rein,
soms weet een man niet wat ie wil –
Tot jij je mandolien weer borg, en
fluistervroeg: hou je van kroelen?
Dan maakt een man ineens zich zorgen,
en alles in zijn lijf gaat woelen.
’t Wordt tijd, zei ik, naar huis te gaan,
Pauline line mijn,
’t is nog een flink end hier vandaan.
Maar ‘k vond het echt heel fijn.
‘k Bezweer U, goede vriend, en gij, vriendin,
de draak hiermede niet te steken.
Er zit wezenlijk zo iets aandoenlijks in,
dat m’n hart er nú nóg van mocht breken.
Joseph Paardekooper, februari. 2024