Jos Paardekooper

De ochtenddauw hangt over ’t land
   En kleurt de herfstdraad wit.
Voor ’t venster in de Papenstraat
   Een oude dichter zit.

Een dichter die, nog vóór ’t ontbijt,
   Als d’ochtend tóe hem grijnst,
Zich aan zijn morgenriten wijdt,
   Zijn daagse zorg bepeinst.

Niet dat hij zoveel zorgen heeft;
   Hij stelt het zich maar voor.
Dat doen de oude dichters meer;
   Daar zijn ze dichters voor.

Zijn oog valt op het ochtendblad
– Nog wel zijn linkeroog –
Dat neerviel op de voordeurmat;
   Dan houdt hij het niet droog.

Daar staat ze, fijn en teêrbesnaard,
   O Anne, Anne mijn!
Wel honderd kilo, onvervaard,
   Mijn hert doet minnepijn!

Nooit zag hij zulk een sterke vrouw,
   O Anne, Anne mijn!
Zijn dichterhart krimpt bij haar blik
   Ineen van minnepijn!

Een vrouw, zo frêle, en zo sterk!
   Zó teder en zo delicaat
Als hij zich nimmer heeft verbeeld
   Daar in de Papenstraat.

Zelf weegt ze nauw’lijks honderd pond,
   ’t Is honderd kilo die ze heft;
Het duizelt onze dichter als
   Hij ’t gewichtig nieuws beseft.

Hij moet haar zien, dicht van nabij
   Haar adem voelen langs zijn huid,
Nog voordat zelve hij misschien wel
   Blaast zijn laatste adem uit.

’t Is de verwezenlijking van
   Het lieflijk droombeeld dat
Zijn ziel zich heeft geschapen, die
   Daar staat in ’t ochtendblad.

Want, ja!, het is dát zielvol beeld
   Dat steeds de laatste tijd
Hem alsmaar voor de ogen stond
   Na d’afloop van ’t ontbijt.

Maar mét dat hij het zich verbeeldt
   Dat Zij ook hem aanbidt,
Beseft hij dat zijn harteklop eer
   In zijn hoofd dan ’t lijf hem zit.

Dan trekt hij zich bedrukt terug,
   Zijgt neêr in zijn crapaud fauteuil
En droomt zich dan een Sterke Vrouw,
   Al is ’t maar een trompe-l’oeil.

En morgen, wen de ochtenddauw
   Weer hangt over ’t lage land,
Zit hij weer voor zijn vensterraam
   En wacht de nieuwe krant.

Joseph Paardekooper, 27 september 2022

Een brandend-hete dag, waarop men enkel
smachten mag naar koelte, zoelte, water
de mussen gapen op het dak
ganzen staken hun gesnater
baliekluivers schuifelen in de schaduw
van dikke dienstmaagden
een grijsaard klokt aan zijn bier
lonkt naar een crinoline
en smoort zijn pijpje naast een violier
een embonpoint koesterende heer
weegt zichtbaar – dik en kogelrond –
zijn corpulentie bij het pond
postuur, meent zijn geneesheer,
neigt naar postuum, maar hij
ontrijgt slechts zijn costuum.

Zo ook ons personage, gewichtig heer
met een valies en aanpalende bagage
een advocaat ter Hanzestede
op zoek naar zijn verleden
middels een oud bekende
domicilie Zonnewende.

Maar nimmer keert de tijd weerom
hij weet dat men het leven
bij de dag slechts meet
hoe ver ’t ook zijn mag
en hoe brandend-heet.

Joseph Paardekooper, 30 augustus 2022,
bij het thema ‘Hoe warm het was…’

Wie per pedes apostolorum, of per vélo
de Brusselsche Steenweg afdaalt naar
het kloppend hart van Leuven, kruist
onvermijdelijk de Blaauwen ‘Uk,

een verlopen pleintje van het soort
groezeligheid waar Belze steden patent
op hebben aangevraagd, én verkregen;
zwerfvuil kleeft tussen de ongelijke kasseien

en de uitgestalde waren van een morsige
negotie tarten de uiterste houdbaarheidsdatum.
Eerlang beroemd om zijn brouwerijen –
ooit droeg het de trotse naam van

Le Coin Joyeux, de Blijde Hoek -,
waar seigneuren in de staminees blauw
konden worden van een onbekommerde
dosis aan trippels en genevertje,

en wie dan nog goesting had, kon nog even
aanwippen bij de madammekes ‘boven’,
met een ferme kans om alsnog
een blauwtje te lopen.

Joseph Paardekooper, 25 juli 2022

Van alle stations kun je naar Lviv,
overdag en diep in de nacht, als tenminste
Lviv nog bestaat tegen dat je arriveert,
en het Russische moordtuig – izvinitje:
het bevrijdingsleger van tiran Vlad
de stad nog niet finaal aan flarden heeft geschoten.
De oorlog is ver weg en toch voelbaar,
heette het nog geen acht jaar geleden,
toen je landgenoten massaal bevrijdings-
liederen zongen op het Maidanplein.
Van Kiev naar Lviv was toen nog ruim
vijf uur treinen, nu nog slechts een zuinig
half uurtje vliegen met een kruisraket.
In alle bistro’s kon je poezata gata eten,
en vareniki, overdag en diep in de nacht,
toen je stadgenoten massaal vrijheidsliederen
zongen rond het standbeeld van koning Daniël.
Ooit was je Lemberg, en heette je het kroonjuweel
van Galicië, ooit was je Lwów, in herrezen Polen,
Joodser dan Joods, en dan ineens doodser dan Duits.
Talloze malen verkracht, verminkt, vermorzeld
ben je straks hooguit veracht door alweer een nieuwe
machthebber die als een dief in de nacht je prachtige
boulevard Svoboda schandvlekt met tanks, bestuurd
door Syrische huurlingen en Tsjeteense trawanten,
bij gebrek aan továrits met Russisch bloed.
Ooit was je de stad van Joseph Roth, die je heeft ingedronken,
ooit was je, dixit Josef Wittlin, ‘de stad waar je alleen
kon wachten op het vertrek van de trein’, vanaf alle stations,
overdag of diep in de nacht. Lviv wacht op wat haar weer
te wachten staat, en zingt al weer niet meer, maar zwijgt.

Joseph Paardekooper, Deventer 28 maart 2022

bij het thema ‘Adam Zagajewski’,
indachtig zijn gedicht ‘Naar Lwów vertrekken’
uit de bundel Wat zingt, is wat zwijgt

Des nachts wandelt hij onwetend door de straten
gehuld in sjamberloek, sloffend in zijn pantoufles
hij heeft zichzelf niet in de hand noch in de gaten
schuifelt ziende blind uit zijn bedroefde ogen
kijkt op noch om laverend tussen lantaarnpalen
en her en der geparkeerde automobielen
ontwijkt de vragende blikken van een vrouw met voile
steekt dan over, vlak bij het monument voor hen die vielen
gaat dan huiswaarts terug.

Maar doodgaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staat geen beletsel van een wandelwet
noch ongemak van praktische bezwaren
alleen de moedigheid die niemand kan verklaren
maar die de wandelaar spaart en wetten tart.

Zo gaan de jaren heen, de buurkinderen worden groot
en zien de man, die ze kennen als hun straatgenoot
allengs versloffen tot hij, een vroege morgen
met nog nauwelijks verkeer, bij wijze van point d’orgue,
het monument passeert en stap na stap
doorgaat tot voorbij de einder.

Joseph Paardekooper, 24 oktober 2021