Hallo!, heeft iemand mijn merel gezien?
Ik mis haar al de hele dag,
houdt iemand haar thuis gevangen, misschien?
(Alsof dat zomaar mag…)
Hoor!, haar jongen piepen angstig in koor,
pa merel vliegt wanhopig in ’t rond,
ze is er toch niet zómaar vandoor?
Ze oogde nog kwiek en vief en gezond…
Hallo daar, wil iemand mij helpen met zoeken?
Of kan iemand het nest beschermen?
D’r zitten hier kraaien en gaaien en roeken,
wil iemand zich over haar kroost ontfermen?
Het is al het vierde nest deze zomer,
het merelpaar heeft flink z’n best gedaan,
maar pa is een bon vivant, een dromer,
en ziet die nesten als deeltijdbaan.
Er gaat veel tijd heen met flierefluiten,
en ik geef toe: hij weet heus
dat gekwinkeleer flink uit te buiten,
met verwijzing naar hoofdstuk 6 van Mattheus.
Maar intussen is dat nest onbewaakt in ’t lommer,
en zitten we samen in de nesten misschien;
is er nou niemand die zich hierom bekommert?
Hallo!, heeft iemand van jullie mijn merel gezien?
Joseph Paardekooper, juli 2023
(naar Dirk Witte)
Toen ’k een jochie was van amper zeven jaar
stond bij ons thuis altijd een kindermeisje klaar.
Voor mijn moeder viel ze in, in een kinderrijk gezin,
altijd opgeruimd, en een kop met krullend haar.
Als ’k mijn eerste meters op mijn fietsje ree,
draafde zij intens bezorgd op ’t fietspad mee.
Maar de tijd ging eens zo snel, dat besefte ik ook wel,
toen die vetkuif van vierhoog een aanzoek dee.
Ik heb ’r nooit meer teruggezien, en da’s beter ook misschien,
want nu leeft ze ongestoord in mijn herinneringen voort…
Dan denk ik altijd nog met weemoed aan mijn eerste,
dat allereerste meisje uit mijn kindertijd.
Ze was zachtaardig, heette Sjaantje,
ging met ons wandelen in ’t laantje,
tot ze door échte grote jongens werd bevrijd.
Nauwelijks zestien kreeg ’k mijn allereerste Puch,
waar ’k mijn ouwelui al een maand of wat om vroeg.
’k Vond dat zelf niks ongewoons, ’t hoorde bij de Kinks en Stones,
en ook die brommer, die kon míj niet hard genoeg.
D’r werd gesleuteld en gemorreld en gemoerd,
en naar andere knappe technici geloerd.
’t Draaide eígenlijk om Jet, op d’r bakvis-Mobylette,
zo werd alles tot een climax opgevoerd.
Ik heb ’r nooit meer teruggezien, en da’s beter ook misschien,
want nu leeft ze ongestoord in mijn herinneringen voort…
Dan denk ik altijd nog met weemoed aan mijn eerste,
mijn allereerste brommer uit mijn puberteit,
waar ’k mee scheurde over ’t laantje,
en achterop … geen Jet, geen Sjaantje,
die waren allebei door teddyboys bevrijd.
Jaren later, op mijn allereerste bal,
zij was onbetwist de mooiste vrouw van al.
Even zag ik haar als bruid, toen was de liefde alweer uit,
want verkering leek me toch nog iets te mal.
Onlangs kwam ze op m’n elektronisch pad voorbij,
ik dacht even: zij is ook op zoek naar mij.
’k Vond haar foto, zag haar huis, een paar klikken met de muis,
maar toch legde ik die plaatjes weer opzij.
Ik heb ze nooit meer teruggezien, en da’s beter ook misschien,
want nu leeft ze ongestoord in mijn herinneringen voort…
Toch denk ik altijd nog met weemoed aan mijn eerste,
mijn allereerste lief uit mijn studententijd.
We waren blagen zonder zorgen,
het waren dagen zonder morgen,
zonder vragen van verborgen angst en spijt.
Joseph Paardekooper, juni 2023
Wat moet je doen als je een wolf tegenkomt?
Ze troffen er onlangs nog een aan, slapend
in de achtertuin van mevrouw Wolf-Wolff.
De canis lupus is geen poes
om met blote handen aan te pakken,
maar deze was aan het eind van zijn latijn.
Wat moet je doen als je in een donker bos
een wolf tegenkomt?
a) wacht tot het licht wordt
b) ga in gesprek
c) blijf beleefd en van de welpen af.
Houd ook je hond aan de lijn; honden willen
nog wel eens bijten (vorig jaar werden Nederlanders
en schapen dertienduizend keer door onze eigen
en andermans honden gebeten, maar die zijn dan ook
met 1,9 miljoen). Kijk ook uit voor tekenbeten.
Waar kun je in ons land wolven tegenkomen?
Niet alleen in Wolvega en Wolfheeze! De meeste wolven
komen voor in Drenthe, Overijssel, Gelderland,
Noord-Brabant, Limburg, en in de overige provinciën.
Net als honden.
Vroeger heetten wolven ook wel ‘blue diamonds’.
Joseph Paardekooper, april 2023
De ochtenddauw hangt over ’t land
En kleurt de herfstdraad wit.
Voor ’t venster in de Papenstraat
Een oude dichter zit.
Een dichter die, nog vóór ’t ontbijt,
Als d’ochtend tóe hem grijnst,
Zich aan zijn morgenriten wijdt,
Zijn daagse zorg bepeinst.
Niet dat hij zoveel zorgen heeft;
Hij stelt het zich maar voor.
Dat doen de oude dichters meer;
Daar zijn ze dichters voor.
Zijn oog valt op het ochtendblad
– Nog wel zijn linkeroog –
Dat neerviel op de voordeurmat;
Dan houdt hij het niet droog.
Daar staat ze, fijn en teêrbesnaard,
O Anne, Anne mijn!
Wel honderd kilo, onvervaard,
Mijn hert doet minnepijn!
Nooit zag hij zulk een sterke vrouw,
O Anne, Anne mijn!
Zijn dichterhart krimpt bij haar blik
Ineen van minnepijn!
Een vrouw, zo frêle, en zo sterk!
Zó teder en zo delicaat
Als hij zich nimmer heeft verbeeld
Daar in de Papenstraat.
Zelf weegt ze nauw’lijks honderd pond,
’t Is honderd kilo die ze heft;
Het duizelt onze dichter als
Hij ’t gewichtig nieuws beseft.
Hij moet haar zien, dicht van nabij
Haar adem voelen langs zijn huid,
Nog voordat zelve hij misschien wel
Blaast zijn laatste adem uit.
’t Is de verwezenlijking van
Het lieflijk droombeeld dat
Zijn ziel zich heeft geschapen, die
Daar staat in ’t ochtendblad.
Want, ja!, het is dát zielvol beeld
Dat steeds de laatste tijd
Hem alsmaar voor de ogen stond
Na d’afloop van ’t ontbijt.
Maar mét dat hij het zich verbeeldt
Dat Zij ook hem aanbidt,
Beseft hij dat zijn harteklop eer
In zijn hoofd dan ’t lijf hem zit.
Dan trekt hij zich bedrukt terug,
Zijgt neêr in zijn crapaud fauteuil
En droomt zich dan een Sterke Vrouw,
Al is ’t maar een trompe-l’oeil.
En morgen, wen de ochtenddauw
Weer hangt over ’t lage land,
Zit hij weer voor zijn vensterraam
En wacht de nieuwe krant.
Joseph Paardekooper, 27 september 2022
Een brandend-hete dag, waarop men enkel
smachten mag naar koelte, zoelte, water
de mussen gapen op het dak
ganzen staken hun gesnater
baliekluivers schuifelen in de schaduw
van dikke dienstmaagden
een grijsaard klokt aan zijn bier
lonkt naar een crinoline
en smoort zijn pijpje naast een violier
een embonpoint koesterende heer
weegt zichtbaar – dik en kogelrond –
zijn corpulentie bij het pond
postuur, meent zijn geneesheer,
neigt naar postuum, maar hij
ontrijgt slechts zijn costuum.
Zo ook ons personage, gewichtig heer
met een valies en aanpalende bagage
een advocaat ter Hanzestede
op zoek naar zijn verleden
middels een oud bekende
domicilie Zonnewende.
Maar nimmer keert de tijd weerom
hij weet dat men het leven
bij de dag slechts meet
hoe ver ’t ook zijn mag
en hoe brandend-heet.
Joseph Paardekooper, 30 augustus 2022,
bij het thema ‘Hoe warm het was…’