beloof in naam van Homerus een leger
van regenbogen aan een willekeurige
voorbijganger en hij zal de kleuren zien
beloof een blinde duizend louteringen
en hagelstenen als duiveneieren
zullen in braille de autodaken deuken
van ontelbare demonische despoten
beloof de cultuurbarbaar cultuur
want in zijn hart is hij een kunstenaar
en smeedt hij in jouw naam
nog eens schroot tot diamant
maar ik wil dichten alsof nog nooit een woord
gevonden voor de leegte ik wil door het wit
heen breken uit het niets opdoemen met letters
ophouden met het zoeken naar beelden
want dat is een dwang nog erger
dan die van het rijmen
ik wil zonder vergelijking het ware treffen
zonder waarheid wegduwende woorden
wil ik dat beeldspraak schrappend
helaas geen woord overhoudend
maar dichtend voort
slechts schaduw achterlatend die ik
vanaf nu dan maar koester
het duister openslaand
en de metafoor vermorzelend
de architectuur van het onmogelijke
predikend boetserend
met welk gereedschap doe je dat?
met de stem van orchideeën?
met licht dat voor de liefde buigt?
met hoog gegooide argusogen?
ik doe dat met het woord vijftig
daarmee spalk ik gebroken stemmen
daarmee buig ik achterdocht tot water
omdat ik verder zonder woorden ben
het gras onder onze voeten
ploft een vluchtige vijftig
dat is mist die rustig uiteenspat
een bloeiende boom die begonnen
begonnen als mosterdzaadje
welig de lucht in grijpt
want daar bouwen
alle vogels hun nesten:
in die boom
en bij die boom zijn wij
eindelijk de tel kwijt
en wandelen wij
op blote voeten
over het benevelde gras
en weten wij wat nu