als ik terugblik op de barre tocht die achter me ligt
en met een weemoedige wending van mijn vizier
het valse plat bevroed dat zich strekken zal
tot aan de einder
popel ik van ontroering om ginder gelouterd
de vruchten te plukken van het dapper
gehanteerde zwaard
voortdurend voor de leeuwen geworpen
doch met engelen op mijn jonge schouders
doorstond ik de duizendvoudige vuurdoop
door drank en vrouwen op de been gehouden
de dalen waar ik ooit uitklom
beginnen thans te glinsteren
in mijn haast haveloze ziel