De IJssel en de stad

als de Brink stil is, verlaten en donker
op de verlichting in de kastanjebomen
na
kom me dan tegen bij de rand van de
fontein, om te drinken op de toekomst

op het plaveisel van het plein
blinkt hier en daar wat regen

de stem van een zwalkende clochard
is weggestorven bij zonsondergang
zijn beetgaar gedachtegoed
vervlogen en verwaaid

ontmoet me in het hart
het bonzend centrum van de kosmos

daar waar alles op z’n plek valt
als een onberedeneerde ster
ginds bij de rivier

Joost Golsteyn