ligt languit op de stoep
ergens in een metropool
omhuld door warme vodden
de baard met korsten vol
een leeg pak wijn
gekoesterd aan de borst
als ware het een kindje
smachtend naar het verleden
de dorst naar aalmoezen
gesmoord in korsakov
rondom het vege lijf
walmt de alcohol herinneringen op
aan zwoel voorgedragen negentiende-eeuwse
poëmen beduimeld en bemorst met bier
aan trance in een kelderclub
piano spelen met het meisje
van zijn dromen de krullen zo zwart
de lippen zo vol de stem zo Boheems
rivier die watertorsend voortdendert
over een bedding van bitter afscheid
maar een liefdesgeschiedenis kun je niet vergeten
goedkope hotelkamers
krakende liften roodfluwelen bioscoopstoelen
zo rood als haar lippen zo vol
en de filmsterren zo magisch op het grote doek
haar nachtzwarte krullen
en de wijn gulpt en vloeit zo rijk
niet meer weten wat er om je heen gebeurt
het kan je niet meer schelen
maar één ding weten
verstrengeld doordromen
en je wilt zoenen op een stoeprand in de nacht
en naar redding happen uit een pak wijn
terwijl je af en toe zelfs haar naam vergeet
omdat ook die er niet toe doet
en wat was roder de wijn of haar lippen
en wat gitzwarter haar ogen of de krulletjes in haar nek
en op de stoep de verloren oude man
zijn roes uitwasemend
drankzinnig van verlangen
koesterend een leeg pak wijn
als ware het een kind
hij alleen weet nog
wat er achter steekt
Joost Golsteyn
adders broeden onder het duivengras
dunne wolken verwaaieren wit
de gebarsten aarde wil tot zich nemen
waar leven doorstroomt
de dood duwt ons langzaam tegen de grond
met de neus op de feiten der vergankelijkheid
wij snuiven slechts aan de uitgewiste voetsporen
van onze voorvaderen
en het zinken van onze ziel blijft onopgemerkt
(de waargebeurde geschiedenis van jaargang nummer 17)
(even serieus)
(onderwijl riep oom Herman balorig om rode witte wijn)
mosterdsoep werd dartelzwoel opgediend
door een of ander next topmodel
mosterdsoep met stukjes spek
haar frisse blonde krullen wiegden heen en weer
bij elke onbevangen stap, en ik haar maar vervelen
met een of andere grap
en alsof mijn leven opnieuw begon
– en toch moest ze trouwens lachen –
kreeg ik zomaar een kroeton
met geitenkaas besmeerd
iemand in de keuken
had wat bijgeleerd
en bovenop dat roomwitte laagje kaas
besmuikt aangebracht helaas
prijkte droog een kale walnoot – o zo bruin
vanuit de keuken verbeet zich nog de baas:
o waren wij maar écht dood – begraven in de tuin
maar mij scheen die kroeton een metafoor:
plompverloren op de geitenpaturin lagen gewoon
de tot goedkope snack verschrompelde
hersentjes van een gesneefde kantadoor
het brood kwam later dan de soep,
dus het werd dopen noch gesop
wel duwde zij, des vogeleilands topmodel,
pardoes haar duim er in
ik schrok even
maar ik was te lam
voor vijftig push-ups
beloof in naam van Homerus een leger
van regenbogen aan een willekeurige
voorbijganger en hij zal de kleuren zien
beloof een blinde duizend louteringen
en hagelstenen als duiveneieren
zullen in braille de autodaken deuken
van ontelbare demonische despoten
beloof de cultuurbarbaar cultuur
want in zijn hart is hij een kunstenaar
en smeedt hij in jouw naam
nog eens schroot tot diamant
maar ik wil dichten alsof nog nooit een woord
gevonden voor de leegte ik wil door het wit
heen breken uit het niets opdoemen met letters
ophouden met het zoeken naar beelden
want dat is een dwang nog erger
dan die van het rijmen
ik wil zonder vergelijking het ware treffen
zonder waarheid wegduwende woorden
wil ik dat beeldspraak schrappend
helaas geen woord overhoudend
maar dichtend voort
slechts schaduw achterlatend die ik
vanaf nu dan maar koester
het duister openslaand
en de metafoor vermorzelend
de architectuur van het onmogelijke
predikend boetserend
met welk gereedschap doe je dat?
met de stem van orchideeën?
met licht dat voor de liefde buigt?
met hoog gegooide argusogen?
ik doe dat met het woord vijftig
daarmee spalk ik gebroken stemmen
daarmee buig ik achterdocht tot water
omdat ik verder zonder woorden ben
het gras onder onze voeten
ploft een vluchtige vijftig
dat is mist die rustig uiteenspat
een bloeiende boom die begonnen
begonnen als mosterdzaadje
welig de lucht in grijpt
want daar bouwen
alle vogels hun nesten:
in die boom
en bij die boom zijn wij
eindelijk de tel kwijt
en wandelen wij
op blote voeten
over het benevelde gras
en weten wij wat nu
vierluik voor Klaas Wijnsma
Kater
dronken liggen
mijn hersens
drenkend
achter mijn ogen
in wat aanvoelt
als een plasje water
maar in feite droog
is als brood
van een gevangene
Resaca
druncén meas brainos
iácint drunçiado
por favor mis oculos
in pocito H dos O
aqua in facto drogos
comme pistoletto
de prisonner
Nuchter
fris ligt het brein
weer tussen de oren
ben aanwezig
gedrenkt
in helderheid
lucide en alert
de alcohol verdampt
traliën zijn gebogen
een weg naar contact
Sobrio
fresco el cerebro está
entre las orejas de vuelta
soy presente
abrevado en lámpara
claro y alerto
alcohol evaporado
el cerrojos torcidos
una vía hacia conexíon