Joost Golsteyn

er hangen trossen druiven
bij roofdieren om de nek
trots stampen wat prooien
ze in blijdschap tot wijn

van lommerluiheid gonzen vliegen
achter toegeknepen oogleden
waar onze zwiepende staarten
wij buffels niet bij kunnen

op een straathoek een stomdronken
draak die tussen zijn drie koppen
een pul fris gistend witbier klemt

hij roept in koor dat schampere ruggenspraak
tussen ons lieden een en al lugubere humbug is
maar laat die zot eerst zelf eens beslissen
in welke keel straks het bier zal glijden
en welke de degen slikken zal

in het teneinde deinzende hoofd
reikhalzen aloude spinsels
naar een nabije toekomst
van evenwichtiger dwaling

zo neemt het stadsplein
de vorm van mijn vingerafdruk aan
waar men neerstrijkt tussen gebruis
en de bulderende hereniging van flanerende
dwazen die in het hart van de stad eindelijk durven dansen

dansen en zich op terrasjes met geschater van hun juk
ontdoen terwijl in de hoogte achter gevelpanden duidelijk dreigend

waaieren schuchtere zonnescherven
uiteen die zachtaardig en wazig geel
heel het plein zullen bezatten
om ons onder te dompelen in licht

Joost Golsteyn, 2021

nadat zij zich ervan vergewist had tot wie zij zich richtte
hoorde ik haar fluisteren van ene zijde:
‘ik herkende mij in jouw zoektocht
ik las met een vergrootglas
ik zag wat men niet leest
omdat men alleen de woorden ziet’

Joost Golsteyn

tussen het zwerfafval ligt een verdwaald

mondkapje

schijnbaar schoon genoeg
om nog enkelen van ons te redden

maar het blijft onopgemerkt

Joost Golsteyn, 1 april 2020

kijk goed om u heen

beducht voor de beslissingen in uw nadeel, die men in steen wil
antedateren

straks zijn er geen zwanen meer

Joost Golsteyn, 31 maart 2020

anderhalve meter ongewisheid
de gehoorsafstand
van een in de elleboog
gesmoorde kuch

ieder die niet meer in je aura mag
is een valse profeet

Joost Golsteyn, 30 maart 2020