Zeven letters, proeve van een mythe

Ver verwijderd van de oude onschuld zit ik aan een
eenzaam tafeltje te scrabbelen. Woorden die mij van de
opgelopen besmettingen kunnen verlossen, vallen mij
niet in. Kraaien vliegen vanuit het duister aan, kijken over
mijn schouder mee naar het spel en krijsen dreigend
maar instemmend wanneer ze ontdekken dat het bord
leeg is. Als ik hulpeloos naar boven kijk, beginnen grillige
wolken dreigende vormen aan te nemen. Verslagen richt
ik mijn blik omlaag; ik verlies meteen mijn oriëntatie: mijn
kompas blijkt te sluimeren, de naald is verstard.

Maar ondertussen is het bord spontaan tot actie
overgegaan. Ik ben verrast als ik plotseling het woord
‘olifant’ lees, dat volgens de spelbeschrijving 12 punten
oplevert (1+2+1+1+4+1+2). Dit resultaat mag ik vanwege
de fortuinlijke plaatsing van het woord verdubbelen, wat
als resultaat genoeg is voor twee jaren geluk van 1 punt
per maand.

Dit wonder opent mij de ogen. Midden op de dag zie ik
een glanzend morgenrood, waaruit de olifant
trompetterend en met een soepel deinende tred verrijst. Ik
aarzel geen moment, ren hem juichend tegemoet en
omhels zijn uitgestoken slurf, die me met een sierlijk
gebaar op de brede rug plaatst. Ik voel me herboren,
geborgen ook nu er geen kraai meer te bekennen is.

Jan van Laar