Nel, een moeder uit
Twente, had een joodse
jongen opgehaald uit
Amsterdam, zijn leven liep
gevaar. De jongen heette
Daniël, maar Nel noemde
hem Daan.
Eenmaal in de trein
bekeken zij de plaatjes in
een tijdschrift om de
spanning tussen hen te
breken en geschikte
woorden te verzinnen.
Ze sloten zich af van
de pratende reizigers in de
coupé en schurende
wielen op kreunende rails.
Ze stapten uit in Enschede.
Daar pakte hij haar hand,
zij keek hem in de ogen.
Toen wist Nel dat Daan
voortaan een zoon voor
haar zou zijn en zij voor
hem een moeder.
Thuisgekomen schoor Nel
al haar zonen kaal. Tijdens
een feestelijke optocht
kort daarna liep Daan
vooraan in de stoet.
Hij droeg de vlag.
Jan van Laar, september 2022