Verward en wanhopig loop ik door
de duisternis. Ik ben op weg naar
het verlokkende water. De nacht
lijkt even zwart als ik vanbinnen
ben. Plotseling daalt er vanuit het
laatste huis vioolmuziek als een
zachte regen op me neer, als een
troostende boodschap zonder
woorden, maar van een ongewone
helderheid. De herkenning is
overweldigend: ‘Dat is Bach,
vermomd als een chaconne;
Bach, hij heeft mij opgewacht!’
Dan keer ik om.