Je bent verdwenen,
wie weet hoe lang geleden, hoe lang
al voordat ik het wist, voor ik het had
gemerkt. Je verdween uit mijn
bestaan, maar je bent er nog wel.
Hoewel ik je niet kan horen, of zien of
voelen. Je bent er,
in zekere zin.
Immers, ik droom je tot gestalte. Ik
verzin je tegen de klippen op met
golven van verlangen, pijn en
ongeduld, met golven die de rotsen
teisteren en uithollen.
Mijn fantasie werkt als erosie, die
jouw beeltenis niet met water uitwist,
maar uit koele steen tevoorschijn
roept.
Ik vind geen rust aan deze kust.