Waar ik ook kom, altijd ben ik net te laat
om dat te vinden waar ik van droom:
verdiende rust bijvoorbeeld.
En in welke stad ik ook woon,
altijd erger ik me aan de plaatselijke hospita’s
die dagelijks de trap gebruiken
zonder ook maar één tree te vergeten.
En in welke haven ik dreig te verdrinken,
altijd weer word ik op het nippertje
gered door iemand met een geldig
zwemdiploma – Uiteindelijk ben
ik te laat om nu nog te verhuizen
naar een rozentuin, waarvan alleen
de geur al onbetaalbaar voor mij is.
Jan van Laar, augustus 2024
Zij wilde niet dat kruimels die van tafel
vielen in de duisternis van haar lawaaierige
stofzuiger voorgoed zouden verdwijnen.
Ze koos ervoor die restjes met haar stoffer
op te vegen en die daarna op haar stoepje
voor de vogels uit te strooien. Wanneer ze
daarmee klaar was, riep ze: ’Op is op!’
Niet alleen genoot ze van het stille pikken,
zeker ook van de gedurfde vogelvluchten
die daar toen op volgden en waarin de
leeuwerik ternauwernood de klauwen
van de valk wist te ontwijken. In die
complexe ambiance lukte het de vrouw
haar nederige taak een bovenaardse glans
te geven. Toen ruimde ze de stoffer op.
Jan van Laar, maart 2024
De polder waar ik in moet werken
lijkt gevangen in een cirkelvormig
dijkenstelsel. De ruimte om te leven
is hier zo beperkt dat doden staand
begraven worden. De sloten zijn een
labyrint van troebel water, waar je
roeiend in verdwalen en stikkend
in verdrinken kan. Het water
stroomt hier traag en zijn beweging is
beperkt tot aarzelende golfjes, waar
ik dobberend op mee beweeg,
om snikkend en glimlachend aan
te komen in een buitendijks gebied,
waar ik mij blindelings in de
verleidelijke armen van mijn
eigen worgengel werp.
Jan van Laar, februari 2024
Ik bevind me in een afgesloten ruimte
en loop rond om die te leren kennen.
De vloer volgt nauwgezet mijn voeten.
Ook de lucht kijkt toe en lijkt verrast te
worden door de vragende bewegingen
van mijn verbaasde hoofd. De ruimte
lijkt nieuwsgierig en is bovendien zo
leeg dat ik me eenzaam voel. Ik moet
een list verzinnen: ik trek mijn blazer
uit en leg die als een onmiskenbaar,
zij het onbeweeglijk levensteken
midden op de vloer. Dit brengt de
ruimte in verwarring, waar ik slim
gebruik van maak. Onopvallend loop
ik langs de randen van de vloer
en win daarmee voldoende tijd
om een vergeten achterdeur
naar open ruimte te ontdekken.
Jan van Laar, januari 2024
Belediging
De bomen staan te kreunen van verdriet,
hun blad ligt stil te rotten op de grond.
Soms waagt een kale tak zich aan een lied,
maar een allegro wordt dat zingen niet;
zijn poging is een muzikaal affront.
Spit
De vrouw heeft op de maandag meestal spit,
en gaat ze door haar rug dan roept ze ‘Au’.
Maar ’s zondags voelt zij zich bijzonder fit
dan swingt ze enthousiast op elke hit.
Haar baas voelt zich belazerd door die vrouw.
Kist
De grijze lucht was zwanger van de mist,
terwijl er dieren sliepen in de grond
en onze kater, niemand die het wist,
zich had genesteld in een lege kist;
daar was ze onbereikbaar voor de hond.
Sneeuw
Verse sneeuw maakt rode daken wit:
de kleur van reinheid en volmaakt geluk,
van tanden ook waar nog geen rot in zit,
wat duidt op goede zorg voor het gebit.
Eén lichte dooi, dan is dit quintrijn stuk.
Supporter
Hij heeft tot nu toe vrijwel niets bereikt.
Ooit dacht hij aan een toekomst in de sport,
nu is hij iemand die naar hockey kijkt
en daarbij vloekt wanneer het spel niet lijkt
op wat hij eist. Zijn adem schiet tekort.
Jan van Laar, december 2023