Ouderdom brengt de dood nabij,

En toch die kalverliefde of juist díe
aan de rand van de afgrond,
niets hoeft meer

hier is wat we hebben: dat zijn
op jezelf – delen of niet?
Wat blijft nog over?

Zelf verrast, zo rumoerde het
onder de anderen, liepen zij
hand in hand van de een
naar de ander en terug; zouden
zij het doen?

Korte tijd nog en zeker niet eindeloos
noch eeuwig maar,
was dat niet ervoor
ook zo, al die tijd al?
Dat we het nu pas zagen

Nu zelfs zorgelozer?
Zorg lag bij de jeugd en bij wat erna kwam.
Nu niet meer

Tot dat afscheid,
Onherhaalbaar
(nooit begonnen, noch eindigend)

Daarna een
nooit weer.

Jan de Vlaming, juni 2024