Jan de Vlaming

mijn hoed afnam of opdeed,
opdeed en weer afnam,
verscheen er een nieuwe dag, een dag
die zonder groet zich
verder ontvouwde;
dat was hij zo gewend

Ik lachte hem ditkeer toe
en deed verder geen moeite,
Je kon wel bezig blijven:
Het dagelijks ritueel was hem en mij
als telkens weer, genoeg.

Hij stoorde mij niet, ook
ik was wat gewend:
qua werk en vrije tijd en zo,
uit en naar bed van

week in, maand uit naar jaar,
zo cirkelde het maar door
waarbij ik soms geduld
en ook mijzelf verloor

Een rite biedt soms rust
maar ook bekommernis
buiten mij om, en
wat ervan te denken?

We gingen zo in -op dat werk
en vergaten onszelf,
zo uit ons (eigen) doen (en denken)
geraakt:

De rite raakt óns
en de ander; daardoor zo
in blijde vergetelheid geraakt,
gerustgesteld,
onszelf gemist

Hoe verder
nu?

Jan de Vlaming, september 2023

I. Een diepe trek in ons
de trek naar alles wat niet is,
nog niet is, ooit was, zou moeten zijn,
wat zou blijven als het maar even kon
een diepe trek in ons
wat eigenlijk ‘ik’ of ‘wij’
zou moeten zijn?
een gemis dus
(nostalgisch of utopisch)
van jou en mij, naar mij of jou alleen
en samen:

‘nur wer die Sehnsucht kennt
weiß was ich leide’
(nicht wie, doch was und das);

dat blijft en dat alleen,
verder niets, om
een niet geleden verlies, een
verlangen
zo diep als
een gedicht

II. Zo diep als
Zo diep als
een gedicht dat mij
om heimwee vroeg
maar ook om Fernweh, om een
verlangen dat ons in de verte pas
verlaat

Dort wo du nicht bist,
dort ist das Glück. Maar
het ongeluk is dat
dan hier?
of is er niets als iets hier,
waarvan we niets
of bijna niets
weten

zo leeg en onvervuld
als voor sommigen
dit gedicht, tja
een gedicht

III. Ik liet
Ik liet een gedicht gebeuren:
zich tonen zoals het wou,
als lied van vreugde
en vol klanken van berouw
het verlangde meer,
begon zomaar op te spelen
tegen mij, alsof ikzelf niets zou
en niets te zeggen had

Kon ik niets doen tegen zijne majesteit als
Poëem der poëmen, nog voor
het minder vals gezongen en
de lijn der melodie te pakken had?
Droef en dreigend ging het verder
drong aan op meer
verdraagzaamheid voor zijn luimen,
zo ging het de tuin in
ook van de buren.
ging daar doorzeuren
dwars door de vijver
en kwam nooit meer om, verdween

Wenend bleef ik achter nu
nu ja, wenend, maar zonder
en verlangend naar
mijn gedicht toch?
Waar was het gebleven?
Zo zonderling, maar toch
Op de loop.
Een gedicht.

Jan de Vlaming, augustus 2023

(een niet geheel onschuldig taalspel)

Iemand vroeg iemand de weg,
die het niet wist

Iemand wist het, maar wie?
Men wist het niet,
Niemand behalve die éne,
die het niet gevraagd werd of niets zei

De weg naar de weg kwijt zijn
is als er niet geheel zijn,
niet volledig daar zijn
waar men is of wezen wil;
men mist iets, maar wat?

waar dit toe leidt is:
men weet niet meer waar,
waar men dan wèl is
en begint als het ware te zweven

je zweeft steeds verder weg,
zonder te reizen;
ieder zweeft wel eens en
dan -lijkt het- zweeft iedereen mee
(dat weet een ieder ook)
-geen weg meer weten en
nergens zijn-

‘t kan fijn zijn,

of ‘t kan naar zijn
zo zweven (dat weet iedereen):
‘t gaat óver, voor je het weet, en

opnieuw de weg vraagt,
de weg naar de weg
waar – buiten die éne iemand –
iedereen én niemand echt
weet van heeft

Jan de Vlaming, juli 2023

Hoe vaak heb ik niet genoten, terwijl
alles maar leek voort te duren
jij, die daar zat, terwijl ik gluurde,
glunderde en
alle zurigheid leek uitgebannen
zo zoet was het

Maar soms mijn vriend, dan weer als je
vijand gezworen, om
wat je nu weer (ver)toonde
alle pijn die kwam en terugkwam
zonder eind leek het, als een meid
die ging en zo weer weg was na
weer gekomen te zijn

nooit liet je de rust lang duren, terwijl
we dat verlangden, wij allebei
bij alles wat we meemaakten
dook jij weer op en moesten we verder
haken aan je, met jouw losse eindjes;

tot straks -overvallen door de dood-
alles verleden lijkt en voorbij,
geef nog wat tijd
in plaats van eeuwigheid -geen amen:
we spreken elkaar nog wel

Jan de Vlaming, juni 2023