Vorst en volk

Ooooooo vorst – het is niet voor het eerst dat
u regeert met straffe hand, naar ik vermoed –
ook niet voor het laatst
Uw snijdende koude noopt tot een
belachelijk vroege aanvang dezer dagen
Met toenemend gevoelloze handen zet ik mij af tegen
nachtelijk gevormde grildril op mijn ramen

Hoe zichtbaar is nu iedere ademteug en dat niet alleen
Een heel volk vertraagt in beweging is
wachtend op lossende wolken in en om de koets

Als vanzelf is daar dan weer die koorts
die ons warm en smeltend van verlangen naar de ijzers grijpen doet
Vanaf de bodem bezien ontvouwt zich hoog een gravure die
de onderkant van het gepeupel naarstig in uw gestolde stromen kerft
Geluidloos gaat dit niet – pijnloos evenmin
Maar waar anders spiegelen vorst en volk
dan na het horen van: It giet oan, it giet oan

Ingrid Beckering Vinckers