Zo eeuwig tegen je aan te mogen liggen
kunnen toezien hoe vastberaden snel je stroomt
naar noord en op het laatst nog zwenkt naar west
Geruisloos kolk je voort langs deze stad
van devote koekhappers tot Go Ahead
waar kluizenaars en verdwaasden in het randgebied
al jarenlang hemels dan wel aards zielenheil zoeken
Cry me a river resoneert in mijn achterhoofd
als verraderlijk mijn flank geschampt wordt
en gestaag rivierschuim de Welle inneemt
waardoor geen Worp meer serieus te nemen valt
Nimmer onaangedaan overwint een stad haar tranen
vanaf zijn toren ziet Lebuïnus in de verte
een bus terugkeren naar ’t achterland
Ingrid Beckering Vinckers