Ik ben de vleesgeworden herfstdepressie
en die wereld is mij van kindsbeen af vertrouwd.
Hoe harder ik lach, hoe definitiever de bladeren vallen;
hoe getapter ik ben bij de tapkast, hoe zwaarder de nacht intreedt.
Hoe meer ik word toegejuicht, hoe steiler de wanden van de put
waarin ik mij bevind bij het dagelijks ontwaken.
Hoe meer ik de paljas uithang,
hoe steviger de luiken worden dichtgetimmerd,
de gordijnen worden toegeschoven en de lichten gedoofd.
Hoe ruimer mij het succes ten deel valt,
hoe duisterder ik het huis bij terugkeer ’s avonds aantref.
Hoe meer ik vrienden en vriendinnen aan mijn borst druk,
hoe meer ik moet denken aan die zwaar bebrilde man
— een Fransman, u weet wel wie —
die schreef: “l’enfer, c’est les autres”.