Verleden tijd

een slaapliedje

Ik heb de ‘Uiver’ nog zien vliegen
met Parmentier, Moll, Prins en van der Brugge
en zag hem dansen op de grasmat bij zijn retour.
Ik heb eerste stoomtrein nog zien rijden
(een replica) tussen Haarlem en Amsterdam.
Ik heb de beklimmers van de Eiger Noordwand
nog in het ravijn zien storten
na het doorsnijden van het touw.
Ik hoorde de Italianen nog pochen
de nederlaag van Adoea van 1896 te hebben gewroken.
Ik zag de gebalde vuisten van de vrijwilligers
die Madrid verdedigden en ‘arriba, parias de la terra’ riepen.
Ik heb de welgedane Hermann Göring horen
opscheppen dat ‘wij nog vet genoeg hebben’
en ik heb de even dikbuikige ‘Oranje’
nog zien glijden van de helling.
Ik heb het verloren kind horen krijsen op het perron
van het gebombardeerde station in China.
Ik heb gezien hoe de SDAP haar verkiezingsstrooisel
stanste in de vorm van het cijfer twee
en hoe de NSB haar wolfsteken in het zilver stak.
Ik heb het gedicht van P.C. Boutens
nog in de hand gedrukt gekregen bij de geboorte
van de lang verwachte koninklijke telg,
en er, als zovelen, niets van begrepen.
Ik heb op school nog gehoord dat de IJssellinie (de eerdere)
al bij de eerste stoot was bezweken.
Ik heb gezien dat in puttees gewikkelde soldaten
voorbijgangers bevalen de handen uit hun zakken te halen.

Ben ik zo oud, of heeft de tijd zich toen
zo klein gemaakt als een angstig kind in een hoek
(waartoe alle reden zou zijn geweest)?
Of werden de beelden afgedraaid
op een veel te hoge snelheid?

Ik reken de tijd, en de tijd is onberekenbaar,
en onherbergzaam.
Ik ben deel van de eeuwigheid,
en de eeuwigheid is ondeelbaar
en zonder uitzicht.

Ik verheug mij op het ontbijt
van morgenochtend.

Herman Posthumus Meyjes

    Wanneer verandert in het leven van een kind het herinneren in geschiedenis?
    Marita Mathijsen, “ Historiezucht, De obsessie met het verleden in de negentiende eeuw”