UN VIOLON DANS LA NUIT

                          I
Op het perron van mijn verwachting
zag ik u niet langer staan.
U bent aan mij, die trots vereent met zelfverachting,
in wolken stoom voorbijgegaan.
De muziek heeft niet voor mij weerklonken,
ik stond niet in de juiste stand
en was in weemoed weggezonken
toen de lang vergeten tango zong over het land —
over het land, over het water,
door de lucht, en door het fluisterend riet,
u noodde mij ten dans, maar ik reageerde niet,
u streek mij aan, maar ik vibreerde niet.
Ik ben een zwijger, niet een prater.

                        II
Langzaam, langzaam keer ik weder
uit de nevelen van mijn hart;
afgelegde avondkleding stemt mij teder
en liefdes listen raken geleidelijk ontward.
Langs zwart-witte schaduwen, die lang mij heugden,
— de slanke middels die ik mocht omarmen —
volg ik verwoed het spoor naar vroeger vreugden
tot ik opnieuw bezwijk voor uw vertrouwde charme
en ik opnieuw de klanken hoor
waardoor ik keer op keer ontspoor.
Langzaam keer ik terug, dekking zoekend bij het lied
dat mij in al die jaren nooit verstiet.
Maar ik weet inmiddels wel aan wie ik toebehoor.

Herman Posthumus Meyjes

De titel is ontleend aan een destijds (1935) overbekend lied, zoals gebruikelijk als tango gebracht, van de Frans-Corsicaanse zanger Tino Rossi, ”chanteur de charme”, (1907-1983).