Haarlem, mei 1945
Zij was een half-track, een DUKW, een jeep,
een twee-en-een-halve tonner, een Bren-carrier,
een APC, een Shermantank, een mijnenopruimer
met wild rondzwaaiende armen,
een machtig stuk mobiele artillerie,
en ik voelde het grijsgroene staal
dat mij onoverwinnelijk voorkwam, en het ook was,
en op die gepantserde rug reed ik
naar Lisse en Hillegom en andere onbekende oorden.
Even onoverwinnelijk was zij zelf, enkele dagen later,
die wuifde met kleine spiegelbeeldige gebaren,
waarbij zij voortdurend knikte en glimlachte —
alsof wij aanmoediging van node hadden.
‘Geen van de ongeborenen …..’, maar op dat ogenblik
was ik wel zeer geboren, meer geboren
dan op enig ander punt in mijn leven.
En nooit was ik trouwer vazal,
want mijn vorst had overwonnen.