Ik zou wel graag een polder willen zijn
waar alles op zijn tijd gewist kan worden
en met het water der vergetelheid kan worden afgedekt:
het scheefgegroeide aan het zicht onttrokken,
het scheefgedachte schadeloos gemaakt,
het scheefontworpene gecorrigeerd.
Aan niets zoveel behoefte als aan een nieuw begin.
Laat komen dan dat water,
doorsteek de dijken en open de verroeste sluizen.
Egaliseer de golven,
vereffen de terpen, vereven de evenaren,
en strijk de horizonten glad.
Laat ons, onlesbare dorstelingen,
weer drinken uit de wereldzee
waaruit wij zijn voortgekomen
en waarheen wij — wil het ooit nog iets met ons worden —
behoren terug te keren.
Hedwige, nog even geduld, ik kom er aan.