Niets hebben ze misdaan
Niets anders gedaan dan
langs een weg te staan
In de weg te staan
Hun armen uitgestrekt
de vingers tastend naar elkaar
verstrengeld, een beschermend dak
boven dagelijkse waan
Geplant toen nog in paardenkracht
werd gemeten en men dacht
tijd is er in overvloed
Nu tellen andere maten
Het geld, de haast, meer en snel
en jeugdige overmoed
De roerloze wachters, ze staan
Met hun stam tot schild staan ze
en vangen de klappen
Schuldig bevonden getuigen
van ons jachtig bestaan
Ik ben bang
bang dat ze moeten gaan
Ger van Diepen