De egel en de pauw

Een jonge egel, dapper maar klein,
lag in het kort gemaaide gras
enorm stekelig te zijn.
Z’n neus op z’n buik, dat kwam goed van pas,

want aan de rand van het bos klonk geruis:
jongeheer pauw die schikte zijn pracht.
Hij had een fantastische trip bedacht
en ging vandaag eens ver van huis

om met zijn verenkleed te zwaaien.
Dan kon hij wellicht, zo was het idee,
diverse hotemetoten paaien,
en wie weet lokte hij er een vrouwtje mee.

Dus trippelde hij parmantig rond,
hevig stralend stal hij de show:
van je stapperdestap, kijk mij eens, maar ho!
Wat lag daar een merkwaardige bal op de grond.

‘Jij lelijk ding’, sprak de pauw vilein,
de snavel hautain naar beneden getrokken,
‘Ik zal eerlijk zijn en er niet om jokken,
jouw grijsbruine stekels, die vind ik niet fijn.’

De egel, perplex, maar snel weer bij zinnen,
antwoordde ferm: ‘Wat jij ook beweert,
ik doe wat mijn moeder me heeft geleerd,
want echte schoonheid, die zit van binnen.

Als bol ben ik veilig, moet jij eens kijken
hoe kwetsbaar jij bent, met je kont vol veren.
Dit is de les die jij nu moet leren:
Wil je zijn of wil je lijken?’

Beduusd liet de pauw zijn verentooi zakken.
Wie had dat gedacht, toen hij vanmorgen vertrok?
Zette die egel hem daar mooi te kakken!
Met hangende staart sjokte hij naar z’n hok.

Moraal:
Mijd opschepperij en schone schijn,
zet je stekels op als je veilig wilt zijn.

Ger van Diepen, september 2021