Ben ik die stroom van gedachten,
dat kolkende water?
Het stroomt, het stroomt,
zuigend , verwoestend,
meedogenloos meeslepend
modder, puin en kadavers.
Geen monding, geen bron,
verleden en toekomst ineen.
Geef me een dam,
maak mij een stuwmeer,
stil water vol kracht.
Ben ik die mierenmens
in de manische massa?
Bezig, bezig,
slovend en zwoegend,
moedeloos meegesleurd
langs vaste paden
van de maakbare maatschappij.
Uitzicht noch inzicht,
nodig en nutteloos tegelijk.
Laat me een ster zijn,
stoïcijns stralend,
lichtjaren ver.
Ik zal schitteren, fonkelen,
uitdoven en verdwijnen.
Ger van Diepen