Ger van Diepen

Geen witje zonder sneeuw
Geen gouden zonder eeuw
Geen koning zonder leeuw
Geen lijger zonder teeuw
Geen zee zonder meeuw
Geen Bløf zonder Zeeuw
Geen Munch zonder schreeuw
Geen honger zonder geeuw
Geen teelt zonder weeuw
Geen schip zonder breeuw
Geen zwerm zonder spreeuw
Geen Kerst zonder kalkoen

Ger van Diepen, december 2020

U wilde mij geheel.
Maar slechts ten dele
voldeed ik aan uw beeld
van moeder en muze.

U boorde de bronnen.
Liefde en verzen
vloeiden uit de gaten
in mijn gestel.

U dichtte mij heel.
Op mijn boetekleed vormden
de laatste druppels
een vage vlek.

Om mij te dichten
sloeg u mij lek.
U
mijn dichter.

Ger van Diepen, november 2020

Ik plukte de dag
sneed hem schuin af
maar vergat hem water te geven

Hij verdorde. Ik zag
dat een mens veel vermag
Doch zonder liefde geen leven

Ger van Diepen

Ben ik die stroom van gedachten,
dat kolkende water?
Het stroomt, het stroomt,
zuigend , verwoestend,
meedogenloos meeslepend
modder, puin en kadavers.
Geen monding, geen bron,
verleden en toekomst ineen.

Geef me een dam,
maak mij een stuwmeer,
stil water vol kracht.

Ben ik die mierenmens
in de manische massa?
Bezig, bezig,
slovend en zwoegend,
moedeloos meegesleurd
langs vaste paden
van de maakbare maatschappij.
Uitzicht noch inzicht,
nodig en nutteloos tegelijk.

Laat me een ster zijn,
stoïcijns stralend,
lichtjaren ver.
Ik zal schitteren, fonkelen,
uitdoven en verdwijnen.

Ger van Diepen

Je ontwijkt mijn blik
wantrouwt warmte
In je zwijgen voel ik wrok

Je protest tegen mijn preek
straalt uit elke porie
van je hangende lijf

Wat weet ik van je woede
je pijn, de angst voor het voelen?
De schijn heb ik tegen

Mijn woorden wegen niet op

Ger van Diepen