Fredde Forch

We kennen water en wind
Als vijand en als vrind
Ga je kopje onder kan niemand ons beloven
Luctor et Emergo: “Ik worstel en kom boven”.

Fredde Förch

Vandaag droeg ik het water, het water naar de zee
Die kwam mij achterna en zei: “Neem maar weer mee”
Nu zit ik met dat water, dat water voor de zee
Ik weet het verder ook niet, spoel het maar door de plee.

Fredde Förch

Het water in de IJssel was in jaren niet zo laag
Waar moeten we met de boten heen, blijft voor ons de vraag?
Misschien wordt de jachthaven straks camping met een terras
En staan vouwwagen en caravan samen aan de plas.

Fredde Förch

De ochtenddauw vleit zich als een sluier neer
En spreidt haar wolkendek over velden en stad

Een kerktoren in nevelen gehuld
Verheft zich in de blauwe lucht

Geluiden klinken adembenemend gedempt
Zelfs de wind durft er niet te zuchten

De eerste zonnestralen breken het gordijn
En reflecteren als druppels regenbogen

Het zonlicht weerkaatst moeiteloos
Waar de elementen samen komen.

Fredde Förch

Hij reisde met openbaar vervoer
geen files, geen geouwehoer
waar hij ook moest zijn
hij reisde per bus, taxi of trein
Las de krant, tot elke spatie
gebruikte z’n koffie in de restauratie. 

Op het perron stond hij aan de rand
met z’n koffer in de hand
getergd keek hij naar wat jongelui
en een naderende onweersbui 

De trein reed binnen op spoor 4A
doch dat vertelde hij niet na
er gebeurde een perrongelukje
hij kwam onder de trein een heel klein stukje
op het oog leken de verwondingen niet groot
jammer genoeg was hij wel op slag dood.

Fredde Forch