Gele en rode vlammen
uit de lauwe aarde
reiken omhoog naar het
godgegeven, mooie naakt
omstrelen en omstrengelen ze
de lijnen van de tors.
Maar de schoonheid is koud en kil
Ik volg de lijn van heup en bil;
alom in dit beeldenland
zuigt het warmte uit mijn hand
Hoe anders is mijn eigen naakt
het straalt van alle kant
met affectie en raakt
gevend in lieflijke guirland.
Pas straks aan het einde van het zijn
zal ik verkillen en met mijn
vlammend zwaard
ondergaan in diezelfde aard.
Frans Rummens (2008)