‘t Was op een dag in mei
dat ik met een lach op mijn gezicht
zwichtte onder het gewicht
van mijn zinnen
voor hem
Is ’t mijn innerlijke stem
die mij
bij hem binnen lijd
‘k dolend de geuren die hij verspreid
volgend
Neem zó veel waar
Ziende blind dat ik hier staar
naar wat heet een winkel
en laat me verleiden
want in mei
kan alles me verblijden
Open loop ik het pad
Opgeheven hoofd
Wie maakt me wat
en aanschouw de materie
Als ik hém plotsklaps zie
Rubus
Deze genetisch gemanipuleerde versie van zichzelf
weet niets van het waarom
Doornroosje in mei huilt
Daar in zijn doornloos bestaan
het einde van haar sprookje schuilt
en sluit de rij
naar de kassa