Het leven van menig dichter
kan veel lichter, al dat logge leed
kom op zeg, niet zo zwart en zwaar
maar luchtiger, vluchtiger, als een klar-
oenstoot, een schetterende scheet!
Ach, niet só netter, het kan veel vetter
dan de krasser en de krabbelaar vreest,
die verandert prompt in dichtersbeest
schrijft nooit meer naar de veilige letter,
maar altijd naar de heilige geest.
Zo’n dichter weet zich globetrotter,
geen gesputter, is een dromer, spotter
het leven spettert zomerzotter
zo’n dichter wordt een pretletter
die poëet onze planeet te pletter.
Bovendien, het leven mét een dichter
kan veel heter, ongeschreven retebeter
vooral als je tússen de zinnen leest
want deez’ dichter is een bedweter
niet van minder, maar van meer minnen.
Zo’n dichter glimt als lantaarnopsteker,
verlicht aldus onze duistere oorden,
wrocht woorden die vurig ontvlammen
de brand erin!, zo vonkt de grootspreker,
waarvan hand noch mond verlammen.
In het loden leven van de dichter
kan veel meer vrije lucht geblazen
als al die lege dagen worden afgestoft
want poëzie bestaat om te verdwazen
omdat door taal heel het heelal ontploft.
Het leven van de dichter vraagt
om dromen vangen, niet om huilen
ik mag me niet nog lánger verschuilen
wat zou ik, zelf oprecht zwaargewicht,
graag eens met zo’n echte dichter ruilen.
Deze omweg toont een astrant vergezicht
voor wie nukkig niet veel verwacht
dit heb ik bij mijzelf overdacht
ja, dán ben ik domweg gelukkig
als vagant in De Fazant.
Dick van Welzen, januari 2025