De lentehemel bekeerde zich tot droogte,
bliksem en donderwolken zwegen,
dauw daalde zacht van heuvels hoogte
van waarachter maan en sterren stegen
in de deemster zong het bos een vilten lied
wij voelden het en… verbraken de stilte niet.
Het lommer mompelde wat Lina verontruste
Zij drukte haar borsten tegen de mijne
O kus, die eindelijk de vlammen bluste
van mijn lusten die zo kunnen schrijnen!
ik zwoer trouw, zolang ik ademen mag
aan jou, Lina en de natuur, voor alle dag.
Dick van Welzen, oktober 2020
Naar:
Liefdeszang
De lentewolk liet na te droppen;
het romlend zwerd wierd stom;
de dauw dreef langs de heuveltoppen,
waarachter maanlicht klom;
daar zong al ’t woud zijn avendlied!
Wij voelden ‘t..en..wij spraken niet!
Het lover ruiste-Lina trilde-
Ik sloot haar aan mijn borst!
O kus, die ’t eerst de vlammen stilde
van langverheelden dorst!
Ik zwoer, zolang ik aadmen zou,
Natuur en u, o Lina, trouw!
A.C.W. Staring