Opperdepop

Opperdepop, de liefde is nog lang niet op
sapperdeflap, knapperdepap zette al z’n zinnen
op een jonge huppeldepup, met kriebeldebiebel
van binnen en hodeldebodel in z’n kop.

Hieperdepiep, de liefde is nog niet uiterdepuit
z’n slingerdeslang ikkerdekik, ze smelten de kazen
maar de reutemeteut spreekt over die zuipschuit,
daar heb je het rinkeldekinkel al in de glazen.

Men sabbeldebabbelt van retteketet
over die oetepetoet en hoeperdepoep
zat op de stoep, kom laten we vrolijk wezen,
sla verdomme rommeldebommel op je trommel.
wel ja – al weer een flesje wijn, slobberdedobber
en knapperdepap zat op de trap, kom laten we vrolijk zijn.

Dick van Welzen, maart 2024