Was het echt zo heerlijk om te verdwalen
al sling’rend langs onze liefdes’ wegen
en hoe eerlijk zingen dan nog uw verhalen
dat u mij geriefde, zelfs in de winterregen?
Was het echt begeerlijk kussen te halen
waar mijn hoofd reeds deerlijk nedergelegen,
terwijl u de elders verwekte donderstralen
onze hele echt voor mij had verzwegen?
Was het zo verkeerlijk toen mijne journalen
schreven van ontveerlijk verlangen, verkregen
in onze barre gangen over bergen en dalen,
kwamen we daar vooral elkaar maar tegen?
Was het echt een bezweerlijk samen falen
waar u mij toch eerstlijk zo leek toegenegen,
maar altijd mijn doen en laten wist te bepalen?
Op onze levenstocht rustte praal noch zegen.
Was het echt onontbeerlijk zo uit te halen
naar mijn lievelingsbeesten die u kleinkreeg en
die eigenlijk onverteerlijk in glijdende schalen
tot het hemelse gerecht zijn opgestegen?
Was het echt niet te bekeerlijk al mijn kwalen
zo breed uit te meten met uwe oorvegen,
ja, ik wil best wel de veerman voor u betalen,
maar… wie zal ten lest onze liefdes wegen?
Dick van Welzen, april 2024