daar waar steen niet is wuiven
blad en hand samen, zo vaak al
zat ik op de bank van de rivier
schijnlijk aan het einde
van dit pad naar ’t Zandgat
ik kwam om de nieuwe herfst
te ruiken bij het breken van de ochtend
daar waar het uur zich niet versnelt
duiken dieren, liet ik in deze uiterwaarden
wereld steevast naast mij een plekje vrij
is leeg altijd een gemis? het gat
in een donut, ook de opening
van een meisjesring dienen hun doel
daar waar het duister meelopertje
mij alleen bij zonneschijn volgt
om onttogen terug te keren van wie
ie nooit was om soms, heel soms,
naast me neer te strijken, nu nog
messcherp getekend, maar
onherroepelijk wachtend
op het verstrooide winterlicht
later
Dick van Welzen, oktober 2021