De kroon op uw werk is een krans
voor teveel weerloze slachtoffers, doch
eens zal ik uw naam vergeten misschien.
Wij de onwetenden, die het afleerden
te leven met vraagtekens, met het vluchtige
dat zich vastbijt en vermenigvuldigt.
De verre haarden, die branden,
die wij alleen kennen van oude keizers
met de wind gebracht, in volle gloed.
Er zijn schuilkelders, kappen voor de mond
uw wereldwijde web bevecht het onze,
u regeert tot in de verste woestijn.
Het gehijg en de mens, tot ze zich
verenigen, zien we online in een mis
met drie heren en drinken weer teveel.
Wij, testlozen, kennen het echte antwoord
tegen plagen: schoonheid, bootsen
de grote meesters na met lappen en grime.
Draaien “Erbarme dich”, tot de buren bonzen
op de muren, geloven in verwarring dat wat is enkel
bestaat om de plaats van afwezigheid in te nemen.
De nieuwe tijd vergt een andere hartslag,
dagen die vragen om saamhorigheid, hoop
die z’n nieuwe kroon in waarde draagt.
Dick van Welzen