hoe ten lest het water hard kon worden gemaakt
opdat de zinkende zon niet meer zou verdrinken
hoe dit hemels lichaam later in haar cyclame stralen
over de gevlekte vlakte schaatste, als een ware vedette
hoe zij met lange halen afgetekend strepen zette
dwars door onze grafiek met drie assen: schoonheid,
geluk en tijd, die wij hoopvol in de ijsvloer krasten
hoe komt toch die gloed op je schoon gezicht,
door het zonnevuur, vroeg ik of is het in dit late uur
van de zopie, toen fluisterde ik aan de haard
mijn vraag, hoe jij ook hier die vlammende blos
bewaarde voor onze fel opbrandende liefde,
die maar weinigen begrepen, je zei: m’n scheermes
heb ik vanmorgen veel te scherp geslepen.
Dick van Welzen, 16 augustus 2022