Dick van Welzen

Zij zei: “Blij ei, niemand is gelijk
jij, geen man reikte mij de hand
als was die van steen, zo ambetant,
pluimstrijkerij is waar ik op reken!

Jij bezwijkt niet onder mijn smeken,
dove oren ontwijken m’n woorden
jij kiest helemaal niet te spreken,
mijn uitroeptekens lijken jou preken.

Terwijl jij met je linker oog tegelijk
in je rechter broekzak kijkt – zie ik
hoe jouw wassen neus uitstekend
in een uitgestreken snufferd prijkt.

Jouw mond, waar tanden ontbreken,
heeft de mijne nooit bereikt, daarom
sufferd, zijn jouw kansen verkeken
en heb ik mijn vlag dus gestreken.”

Dick van Welzen; december 2024

De morgendamp zal straks wel optrekken
of wachten we soms op de monstergolf,
de Waterwolf, die loert in de Ravenswaard?
Maar de koeien van de Bloedkamp staan
nog altijd bedaard aan de melkmachine.

Gedenk de naam van deze hoeve omdat
vlakbij ooit aan de bomen van de bongerd
van herberg De Muyl wel vierhonderd
van de torenstad hingen, gehongerd.

Vrouwen hielden van iemand die naakt
en voor dood op barre velden lag
of getwee in de ijzige vloed gedonderd,
door het duivels gebroed, ijzeren Don.

Voort trekken we onder de ooievaars,
die hoog in gulle cirkels zweven,
hun vleugelend geluid ongehoord.
Ze landen loom op IJssels overzij
met populieren aan haar zoom.

Hoever mag men hier eigenlijk dwalen
in de immer onvoltooid verleden tijd?
Huper moron*. Steeds staat recht het feit
van de donjon**, eens lelijk aangeschoten
die de mensenslacht zag en onverdroten
zweeg zoals de gure wind en het water.

De duisternis daalt – om niet te kunnen zien.

*Het thema ‘huper moron’ uit bv. Homerus’ Odyssee betekent “overwinnen van de wil van het lot’’.
** Slot ‘De Nijenbeek’

Dick van Welzen, oktober 2024

Ik taalde naar iedere zin,
dichtte nooit de diepste put,
verdwaalde en na elk begin
bleef het vergezicht zonder nut.

Vergeef me als ik soms
een goede gedachte streep,
naar de foute letter greep
of m’n punten te scherp sleep.

In de verzen die ik maakte
vallen voetnoten te kraken,
de wetten en de regels
van het woordenspel zette ik
tussen al te ruime haken,

Vergeef me uit wat bijgeval
duister over de schreef
geschreven is,
zo spreekt de poëet.

Envoi: luister daarom
naar de belevenis,
spel en ontleed mij,
vertel en vergeet mij.

Dick van Welzen, september 2024

Uiteindelijk wint altijd de zwaartekracht,
de mens wordt zo in z’n val gezogen,
wanorde en duister dreigen overal.

Al wervelend tot het getal van het beest,
de dingen jinxen, ontleden hun zin
in de elementairste deeltjes.

De onbewogen beweger ontbindt
z’n duivels, schept de tardis, het midden
houdt het niet, verliest het evenwicht.

De kringlopen verwijden zich,
de gouden halo’s breken stuk,
barre wetten spelen nu de baas.

Met de zon sterven wij,
bloedgolven glanzen dodekop,
er hangen valken in de lucht.

Hun gebeden stijgen hemelwaarts
en al eeuwen slaapt genadeloos
de leeuw in de woestijn.

Dick van Welzen, augustus 2024
(Mede geïnspireerd door ‘The Second Coming’, 1919, William Butler Yeats.)

Bakel e gin
dorvan hin
spiral portaat antorn
Butsingen as himte
i schoef, i lijtel
sulka as gimte
Nikkeren wust
wikkeren bust
gavarus a joja
Pinkert e vermakst
binkel cavanaren
winkeland domotaren
Suider bakel nordan
wakkeltor arave
fadelle mit onderman
Poenier kwartal bulsol
wo sin schiere
abbor nuch totol.

Hier is geen
verreweg heen
de trap wentelt tot toren
Builen als blauwbessen
of omhoog, of omlaag
penneveer als mes
Woorden verwonden
zinnen verbonden
de waarheid was zoek
Geknapt en verprutst
onze huizen storten in
onze vaderen slapen
Hier wordt zuid noord
de toekomst nadert
vlinder en rups ineen
Het licht ligt achter de tijd
we zijn er bijna
maar nog niet helemaal.

Vertaling uit het Svolansk door Dick van Welzen, juli 2024