Elke keer een kaars ontstoken, dat had de knecht
en daarbij een pen met voldoende papier gelegd.
Nadat elke bezoeker was binnen gestapt
had hij de deur achter hen dichtgeklapt.
Er waren zinnen vol wijs geschreven,
over zin en eindigheid van het leven,
aan innig geliefden en de naderende dood,
met een enkele keer een vrolijke noot.
Maar nu, de sleutel was kapot
de deur dicht en dat was rot.
Nu ja, rot? Het was meer onplezierig.
Want wat was er geschreven? Dat maakte toch nieuwsgierig.
Toen de deur dan toch openzwaaide
een vreemde geur naar buiten waaide,
zat de auteur daar onbewogen
over het papier gebogen.
Laat ik de luisteraar deze waarheid ontvouwen.
De schrijver had zich niet letterlijk, wel overdrachtelijk aan zijn tekst gehouwen.
Op het bladpapier zag de huisknecht staan
‘Als ik ben heengegaan . . . ‘
Charles Matthijssen, januari 2024