Ik bezing een stad, gelegen aan de IJssel,
waarvan ik de naam straks noemen zal.
Wel gelegen aan de echte IJssel:
niet aan dat Hollandse geval.
Die stad, ik zal haar straks nog noemen,
is wijd en zijd bekend
haar naam hoor je vrijwel overal.
Zij die er niet wonen, zijn zich
smartelijk bewust van hun gemis.
Want zij missen veel, onzegbaar veel.
In die stad is namelijk veel goeds,
zoveel goeds,
dat men rustig zeggen kan:
Das Gute ist immer Da!
Ja, vindt dat maar eens buiten Deventer!
Dan zoek je levenslang vergeefs
naar al dat goede!
Zo trekt de stad als een magneet
ieder jaar opnieuw de talloos velen
die hier de schatten vinden
welke zij thuis moeten ontberen.
Deventer: de stad van boeken…
in grote stapels nieuw verschenen
of met het patina van antiquarisch
zoals in de Kleine Overstraat.
Men zoekt en vindt en sluit de koop
en keert rijk huiswaarts.