Kikker in je bil!

(die er niet meer uit wil)

Ik wist een oude hut te staan,
diep verscholen in het ruisend riet.
Het was niet ver bij mij vandaan,
maar wie daar woonde wist ik niet.
Was het een heks of oude tovenaar?
Daar moest ik naar op zoek
al kneep ik hem voor het gevaar
en deed het bijna in mijn broek.
Gelukkig had ik steun aan Stef
en aan mijn beste vriendje Derk.
Echt goeie gozers met veel lef
en daarbij ook nog beresterk.

We slopen door het hoge gras
als tijgers door de alang – alang.
We wisten dat het spannend was
maar waren voor geen meter bang.
We naderden de hut: de deur stond open.
Ik ging als eerste, toen kwam Derk.
En zetten het meteen weer op een lopen:
Daar was een oude toverkol aan ’t werk!
Zij krijste naar een grote, valse herdershond,
een grommend monster vol van moordzucht.
Wrede kaken, happend naar een jongenskont,
joegen ons naar een ordeloze vlucht.

Rennend voor ons leven, het was begin april,
hoorden wij haar ijselijke kreet:
Kikker in je bil! Kikker in je bil!
Er dreigde toen voor ons onzegbaar leed.
Maar zover is het gelukkig niet gekomen.
Haar drieste toverspreuk heeft niet gewerkt.
Van kriebelende pootjes heb ik niets vernomen.
Ik heb geen kikker in mijn bil!
Want dat had ik anders vast gemerkt.

Cees Leliveld