Vandaag is weer een zomerdag verstreken,
haast ongemerkt bij ons weggegaan.
Geen harde doodsstrijd was het
maar een zacht verzinken,
thuiskomst in een land niet ver hier vandaan.
In de vroege morgen lichte regen:
vol beloften, opgetogen.
Overgaand in folterende hitte,
als een zweepslag zonder mededogen.
Over huid en haar strijkt koele adem
van de aarzelende schemering.
Schroomvallig volgt zij de harde zon
die in rode vlammen onderging.