Impressies van een argeloze wandelaar, in gesprek met de dieren op het Vogeleiland bij het naderend vertrek van moedertje Wolff
Zie toch eens die ooit zo trotse hanen
zonder spoor van gêne plengen zij hun tranen
en dan die zwaar beveerde reuzenkippen
kunnen niets anders doen dan lopen sippen
vol mededogen kijk ik naar het konijn
dof mompelend zwelgt hij in zijn chagrijn
dan kijk ik in het matte ganzenoog
door leed verduisterd dat er niet om loog
om nog maar te zwijgen van de pauwen
die nog heel lang om u zullen rouwen
ook sprak ik met de hoofdparkiet
hij was íntens geteisterd door verdriet
alle duiven zijn voortijdig in de rui
leken ooit zulke zorgeloze lui
de eksters verkeren in mineur
vlaamse gaai verschiet van kleur
en bij die ooit zo uitgelaten mezen
moet je in deze dagen ook niet wezen
ja, deze zo rustieke waterkant
wordt nu verscheurd door trammelant
kijk nou eens: de vinken in de heg
pinken steels hun traantjes weg
Oh ja, nu vergat ik nog de eenden
hartverscheurend hoe die weenden
de wasbeer kon ik niet zo gauw ontwaren
maar ook die komt nauw’lijks tot bedaren
door hun tranen heen kwetteren de mussen
bedekken moedertje Wolff met hun kussen
en van de altijd nogal norse koeten
krijgt u via mij hun hartelijke groeten
en tot slot krijgt u heel veel natte zoentjes
van uw toegenegen waterhoentjes!
maar: al gaan ze van verdriet er bijna onderdoor
toch zingen zij, verenigd in een koor:
op ons eiland heersen vrede en geluk
Moedertje Wolff kan nooit meer stuk
ten afscheid zwaaiend met een poot of vlerk
zijn wij dankbaar voor haar mooie werk!
Cees Leliveld