Lente 2020

Nog nooit straalde de magnolia zo purper
en wit in het heldere lentelicht,
waren de narcissen ineens zo geel en met zoveel,
de tulpen zo aanlokkelijk voor het selfiepubliek.
De bloesems van de fruitbomen voorbodes
voor vruchtbare tijden, de bloeiende meidoorn
een hoopvolle verwijzing
naar een maand met meer vrijheid.
Nog nooit zag de hemel zo streeploos blauw
als deze maand april vanachter glas,
rook de lucht zo kruidig als het briesje wind
door de openstaande tuindeur.
Nog nooit zongen de merels zo zuiver,
maakten de mezen elkaar zo onstuimig het hof,
nam de roodborst zo uitdagend bezit van een boom.
Nog nooit ruzieden de kraaien zo luid alsof
ze met hun schrille kreten
schaterlachen om ons gemis.

Duiven schuifelen zonder schroom
over terrastafels, drinken uit één kop.
Mussen badderen gezellig samen in de goot,
meeuwen bevolken pikkend de markt.
Zwaluwen zwenken en zwieren al was
de wereld één dansfeest en wij de domoren
die binnen zitten.

Nog nooit
was het leven ons zo lief
en de dood zo ongrijpbaar dichtbij.

Bertje van Delden