Laatste rondje

Mijn vel sleept over de grond, raakt verstrikt
in struiken, mijn botten steken uit, doen telkens zeer.
In het voeden van mijn achttal heb ik me verslikt,
uitgemergeld ben ik en jagen mislukt keer op keer.
Trojka’s achtervolgen is überhaupt van weleer.

Honger drijft me naar de randen van het bos,
daar is de voedselrijke mens maar ook druk verkeer.
Hé, wat loopt daar rond te snuffelen op het mos,
mijn neus speurt een kleine levende teddybeer.
Is Trojka’s achtervolgen überhaupt niet van weleer?

Ik zak iets door mijn poten, sluip naderbij, heel stil.
Voor de sprong verzamel ik mijn krachten nog één keer,
de prooi gaat niet opzij, wel hoor ik ergens een gil.
Het is niet echt een lekkernij, de staart smaakt naar oud leer.
Ach de tijd van trojka’s achtervolgen is van weleer.

Het smartelijke verlies van Toytoy haalt de sensatiekrant,
dat arme diertje trippelt nu het eeuwige jachtveld op en neer.
In het land schreeuwen voor- en tegenstanders moord en brand
over verantwoordelijkheid nemen voor het wolvenbeheer.
Ja ja, de tijd van trojka’s volgen is zeker van weleer.

Trojka hier trojka daar,
dit gedicht is raar maar waar.
Trojka hier trojka daar,

gelukkig is het nu klaar.
Trojka hier trojka daar,
Esther waar is je gitaar.
Trojka hier trojka daar
dicht zelf ook maar.
Trojka hier trojka daar,
kijk daar zit ook zo’n rijmelaar.
Trojka hier trojka daar,
die is nu de sigaar.
Trojka hier trojka daar,
staat de borrel eindelijk klaar.

Leve de poëtische pimpelaar!

Bertje van Delden, oktober 2024

Met dank aan drs. P Dodenrit