Ik ga even wandelen

Naar buiten, been naar voren, afzetten met andere voet,
voortgaan met bewegen, stap na stap,
ruimte creëren, langs akkers jakkeren, bospad in.
Dit lopen is geen wandelen, te liefelijk woord
-met een zweem van genot of flaneren –
voor deze drang van voortstuwen;
afstand overbruggen is een betere term.
Vooral doorgaan, desnoods bomen tellen of de passen
tussen de stammen, het zand onder je zolen
weg laten glippen om het echte wegglippen vóór te zijn.
Nee, niet benoemen, doorgaan met voortjagen.
Verdring gedachten, druk ze weg in de grond,
nee, niets regelen over ter aarde bestelling.
Volg het pad, stamp de kluiten plat,
IJsberen in het bos, maar dat is klimaatcrisis
toch groter probleem dan deze zenuwinzinking.
Wat betekent een mensenleven op de geologische tijdsbalk?
Een blad dwarrelend van een tak, nog even wiegend
op de wind, een muggenpoepje op de muur
weg te poetsen met een nat doekje.

De lucht krimpt tot onrustbarende grijze partijen.
Nee, geen gegoochel met De Romantiek over
weersgesteldheden en snikken op het graf,
geef mij maar De Verlichting, verlichting van
dit ongrijpbare fenomeen dat de keel dicht knijpt,
woest woekert door maag- en buikstreek,
het denken verstikt sinds het bericht:
“Wij bellen U tussen 2 en 4 voor de uitslag.”

De voeten veren nog, niet glibberen nu, niet uitglijden,
niet verdwijnen in de plas, hoe aanlokkelijk ook.
Vooruit kijken, gemiddelde staplengte van 70 centimeter
vertelt de stappenmeter, die hoef ik niet te tellen zelfs niet de dagen,
dat doet de agenda vol geroosterd met onderzoeken.

Een zachte zoem op mijn huid, het is donker tussen de stammen
van de sparren, geritsel klinkt door de mobiele tril,
een spatje licht glinstert terwijl mijn hand verstart,
weerspiegelt een verschrikte blik mijn gierende paniek.

Bertje van Delden, oktober 2021