Donkere wolken verorberen het blauw,
vermenigvuldigen hun volume.
Een hongerige buik die schrokt en bolt,
laagjes vet laat rollen.
Worstenarmpjes groeien
uit zijn romp en dikke dijen
deinen, spreiden zich om
vluchtende vogels te verbergen
in zijn grillige schoot.
Een overvloed aan grijzig weefsel
drijft drillend dichterbij.
Aan de horizon dreigt een verre kerk
het vlees te rijgen aan zijn spits
maar rijt slechts een scheur
waaruit de regen gulpt.
De ruimte verliest het van de strijd
tegen het front van deze boulimie,
die gulzig daalt en schranzend nadert,
Enorme vormen vloeien door elkaar,
botsen, worstelen om meer oppervlak.
Nog even en het monster
heeft het hemeldak opgeslokt
en stort zich op het land.
Bertje van Delden, november 2024
Mijn vel sleept over de grond, raakt verstrikt
in struiken, mijn botten steken uit, doen telkens zeer.
In het voeden van mijn achttal heb ik me verslikt,
uitgemergeld ben ik en jagen mislukt keer op keer.
Trojka’s achtervolgen is überhaupt van weleer.
Honger drijft me naar de randen van het bos,
daar is de voedselrijke mens maar ook druk verkeer.
Hé, wat loopt daar rond te snuffelen op het mos,
mijn neus speurt een kleine levende teddybeer.
Is Trojka’s achtervolgen überhaupt niet van weleer?
Ik zak iets door mijn poten, sluip naderbij, heel stil.
Voor de sprong verzamel ik mijn krachten nog één keer,
de prooi gaat niet opzij, wel hoor ik ergens een gil.
Het is niet echt een lekkernij, de staart smaakt naar oud leer.
Ach de tijd van trojka’s achtervolgen is van weleer.
Het smartelijke verlies van Toytoy haalt de sensatiekrant,
dat arme diertje trippelt nu het eeuwige jachtveld op en neer.
In het land schreeuwen voor- en tegenstanders moord en brand
over verantwoordelijkheid nemen voor het wolvenbeheer.
Ja ja, de tijd van trojka’s volgen is zeker van weleer.
Trojka hier trojka daar,
dit gedicht is raar maar waar.
Trojka hier trojka daar,
gelukkig is het nu klaar.
Trojka hier trojka daar,
Esther waar is je gitaar.
Trojka hier trojka daar
dicht zelf ook maar.
Trojka hier trojka daar,
kijk daar zit ook zo’n rijmelaar.
Trojka hier trojka daar,
die is nu de sigaar.
Trojka hier trojka daar,
staat de borrel eindelijk klaar.
Leve de poëtische pimpelaar!
Bertje van Delden, oktober 2024
Met dank aan drs. P Dodenrit
…en nog steeds berichten media:
hij rende weg,
ontkwam niet,
werd getroffen
en stierf.
Maar:
jonger worden ze,
baby’s zelfs – die
rennen dan ook niet -,
groter in aantal zijn ze,
groepen, volkeren,
anoniemer maken we ze,
makkelijker opruimen
in kuilen is dat
zo, zonder grafschrift.
…en nog steeds weet ik niet:
waarom het is,
dat wij liever verwijzen
naar bovenaardse machten
in plaats van onze zachte
krachten te gebruiken.
Laten we zacht zijn voor elkander kind,
want van Dat Koninkrijk hoeven we niets
te verwachten.
Voor wie kan liefhebben en wil weten
Bertje van Delden. augustus 2024
Dauwtranen druppen langs het raam,
ademloos stil ligt het land, penselen
sluimeren, kleuren dommelen
in de ochtendnevel.
Achter haar het donkere wolkenveld
van omgewoelde lakens, getuigen
van een trage nacht, ongedeeld.
Wit en geheugenloos staart de dag
haar aan, een vleug beweging waart
door sluiermist als plots een haas
zijn lepels spitst.
Een groet van ver, een roep uit het verleden?
Fluwelen herinneringen aan huid op huid
maken het bestaan even heel.
Bertje van Delden, juni 2024
Vandaag krijgt mijn hoofd
een dagje vrij van deze wereld
vol opgestroopte mouwen met
snelheid telt als motto;
mijn lijf krijgt vrij van de kraag
die te strak spant,
van het kostuum
dat waarschuwt vlug,
vlug, er is geen terug.
Meer, meer is de heersende mode
maar aan deze maat kan ik
slechts stotterend voldoen,
mijn aard neigt naar de herkauwers
die naakt en zwijgend gadeslaan,
schrikdraad in acht nemen,
bang zijn voor haast
en het liefst met
hun hoeven in de aarde
staren naar
het alles vullende niets.
Bertje van Delden, mei 2024