“Ciconia ciconia wat ben je voor een dier?”
“Ik ben geen mus en ook geen spreeuw,
geen vinkje, aalscholver of leeuw
geen cavia of arend.
Ik ben gewoon een ooievaar
en in de zomer hier.
Maar ’s winters ga ik naar warm weer
naar Afrika ofzo,
ik vlieg het hele klere end
en wordt daar dan “warm-weer” verwend
en als het echt te heet wordt
dan vlieg ik terug naar Nederland,
dat ben ik eeuwen zo gewend.
Ik heb 1 man of maar 1 vrouw,
ik ben zo monogaam,
maar sinds ik ’s winters hier verblijf
verandert daar wellicht wat aan.
’t Is hier zo koud en oh zo kil,
wat warmte doet mij goed,
maar polygaam is ook zo wat,
ik weet niet hoe dat moet.
Nu zit ik hier wel mooi te zijn
maar mens wat is het koud,
ik vind er echt geen donder aan
zo word een ooievaar nooit oud.
En niet van mono- polygaam
‘k verander eerst mijn naam
dat is het minste dat ik wel kan doen
nu heet ik niet meer ooievaar
maar ben een: ooiewintervaar.
Dat wordt, als het een beetje meezit,
ooit eens: het nieuwe woord van het jaar.”